Beeld: Eveline van Egdom / Straat Consulaat (bewerkt)

We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Woonproof.

“Je mag mijn verhaal vertellen, als ik maar niet met mijn naam in de media kom of herkenbaar in beeld.” Voor me staat een jonge man die eruitziet alsof hij ieder moment naar een afspraak bij een marketingbureau kan vertrekken. Ik noem hem Dries, maar dat is niet zijn echte naam. Zijn verhaal is er een van verdwalen en terugkeren, van niet meer willen bestaan in het zicht van je familie, van opkrabbelen onder een schuilnaam.

Hij draagt een rode trui, zwarte spijkerbroek en een hippe bril. Zijn handen diep in zijn zakken, zijn houding nonchalant maar zijn ogen blijven alert. “Mijn tanden heb ik laten doen, nu durf ik weer te lachen.” Zijn grijns is breed en voorzichtig tegelijk. 

Dries belandde vijf jaar geleden op straat. Hij had geen huis, geen vast adres, geen eigen plek. Eerst sliep hij op de bank bij vrienden. Tot ook die deuren dicht gingen. “Toen werd het elke dag slechter.” De daklozenopvang zat vol. Hij zette een tentje op in het Haagse Bos, tussen de bomen, tussen de anderen die nergens meer thuishoren. “Het ging niet goed met mij.” Ik knik. Zeg dat ik het begrijp als hij anoniem wil blijven. Geef hem een hand. Zijn handdruk is stevig. 

Dries begon niet in een tent in het Haagse Bos. Net als veel anderen sliep hij eerst bij vrienden op de bank, onzichtbaar voor het systeem.

Dries begon niet in een tent in het Haagse Bos. Net als veel anderen sliep hij eerst bij vrienden op de bank, onzichtbaar voor het systeem. Pas toen dat ophield was zijn dakloosheid zichtbaar en toch werd hij niet geholpen, omdat hij geen zorgvraag had. De ETHOS-light telling, die we eerder beschreven in deze publicatie en in dit journalistieke onderzoek, laat zien hoe beperkt beleidsmakers en instanties dakloosheid nog altijd benaderen: vooral via zorg en opvang, zelden als een woonprobleem. In de ETHOS-light definitie staat het ontbreken van adequate huisvesting centraal. Daarmee verschuift het perspectief van de individuele zorgbehoefte naar een structureel huisvestingsprobleem. En dat is nodig. Want pas als je weet wie je mist, kun je ook iets voor deze mensen betekenen. Beleid begint bij een goede definitie van het probleem.

In het oudste buurtcentrum van Nederland, een hoekig laag bakstenen gebouw in het hart van de Haagse Schilderswijk, wordt koffie geschonken en liggen plakken cake voor ons klaar. We zijn bij de bijeenkomst Aanpak Dakloosheid, georganiseerd door de H5-regio (Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Wassenaar, Zoetermeer). Ik ben er samen met mijn collega Pepijn om kennis te maken en vooral om te luisteren. We zitten wat onwennig in de grote zaal, die lijkt op de aula van een school, met oranje linoleum op de vloer en een hoog plafond. Overal staan verrijdbare borden vol post-its: geel, blauw, roze. En veelbelovende zinnen met een dikke zwarte stift opgetekend: “Voor iedereen een passende plek” en ik lees: “Wie doet wat voor wie?”. Ik weet niet of het met eigen cynisme is of een soort wanhoop, maar ik vraag me af waarom dit überhaupt nog opgeschreven moet worden. Weten ze dat niet? Wie wat doet voor wie?

De zaal zit behoorlijk vol, er is veel belangstelling voor deze bijeenkomst in Den Haag. We spreken met allerlei betrokkenen, mensen die werken bij wooncorporaties, zorginstanties, de gemeente. We horen van belangenbehartigers en voormalig dakloze mensen. In aparte ruimtes wordt gebreakout, groepen brainstormen met elkaar over het aanpakken van dakloosheid. Ik vraag me af waarom de inzet het aanpakken van dakloosheid is en niet het beëindigen ervan. Want dat is de ambitie van de landelijke overheid, het beëindigen van dakloosheid in 2030.

Beeld: Lara Billie Rense

Veel cijfers zijn bekend. Het aantal sociale huurwoningen daalt, wachttijden stijgen. In onder meer Den Haag is de situatie schrijnend. De opvang zit vol, zelfs daarvoor bestaat nu een wachtlijst. Alleen als je er heel slecht aan toe bent, en dat is een rekbaar begrip, kom je er misschien nog tussen. Mensen als Dries verdwijnen in een tent in de struiken, op de achterbank van hun auto, in een garagebox, bij mensen op de bank, in een slaapzak op straat onder een viaduct of in een portiek.

“Een jaar geleden lag hij nog in het bos.” Fabian Weergang zegt het, en kijkt naar Dries. “Ik was goed verwilderd,” zegt Dries zelf, en grijnst opnieuw. “Op een gegeven moment dacht ik: is dit mijn leven? Blijf ik hier gewoon, in dit bos, tussen de anderen?” Weergang weet hoe het voelt. Hij was zelf ooit dakloos. Hij richtte stichting Devjo op, een plek om ervoor te zorgen dat mensen kunnen bijkomen. Zijn aanpak is ongefundeerd in beleid en onderzoek, maar voelbaar effectief. “Fingerspitzengefühl,” noemt hij het.

Dries kwam via via bij hem terecht. Eerst rust. Een hotel. Vier sterren, bad, ontbijtbuffet, lunchpakket. Niet als beloning, maar als noodzakelijke voorwaarde om weer tot zichzelf te komen. Daarna: werk in de wijk. Verantwoordelijkheid. Vertrouwen. “Toen ben ik meteen van alles aan mezelf gaan doen,” zegt hij. “Een bril. Mijn tanden. En ik heb weer contact gezocht met mijn familie.”

Wat steeds terugkeert in deze verhalen is het moment waarop mensen zichzelf opgeven. Niet omdat ze willen, maar omdat niemand hen eraan herinnert dat ze ertoe doen. Het zelfstigma, zegt Jan de Vries van het Straat Consulaat. “Als iedereen zegt dat je niks waard bent, ga je ernaar leven.”

Als iedereen zegt dat je niks waard bent, ga je ernaar leven.

Onderzoeker Nienke Boesveldt heeft het over “aangeleerde hulpeloosheid”. In haar onderzoek naar Den Haag blijkt dat mensen te lang in de opvang blijven, ook tegen hun zin. Dat instellingen elkaar in de weg zitten. Dat ‘Wonen Eerst’ alleen op papier bestaat. En dat de woningen die vrijkomen vaak te groot en te duur zijn voor wie ze nodig heeft. “Mijn kaarsje dooft uit,” zegt een van de respondenten in haar rapport. En dat is wat met mensen gebeurt als ze geen thuis hebben en perspectief uitblijft.

We horen gesprekken aan over hulp, maar ik hoor ook hoe snel het over controle gaat. Over beweging in een dossier, terwijl het voor een dakloos persoon nog altijd stilstand betekent. Programmamanager Aanpak Dakloosheid Theanne van Schaik erkent dat er meer woonambitie nodig is. Helaas zet de gemeente voorlopig in op kortetermijnoplossingen. “Voordat iedereen een zelfstandige passende woonplek heeft, gaan we ons toch richten op meer tijdelijke plekken in Den Haag.”’ Schuldbewust vervolgt Van Schaik dat het niet is wat ze eigenlijk wil. “Je wil niet dat mensen vanuit kwetsbaarheid naar andere kwetsbare situaties gaan.” Maar toch gebeurt het. Je zou eigenlijk willen dat wethouders Wonen van de regiogemeenten meedoen met deze brainstormsessies, zodat duidelijk wordt of het überhaupt lukt om gestelde bouw- en woonplannen waar te maken. Uit de cijfers blijkt namelijk dat het zeer moeizaam gaat.

Deel dit met anderen

Volg onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van onze verhalen via onze nieuwsbrief:

Volg onze socials

Volg ons op social media en praat hier met ons en anderen over ons onderzoek.





Berry Pfennigwerth van Dakloosheid Voorbij! eindigt een van de sessies met een kritische noot: “Als we niets doen aan de schaarste van woningen is alles wat we hier bespreken zinloos.” Je voelt dat eigenlijk iedereen dit weet, de stilte die volgt spreekt boekdelen. Er is veel goede wil, maar het gaat allemaal erg langzaam. En als Wonen Eerst alleen een doelstelling op papier is, zoals Boesveldt stelt, komt de regio geen steek verder.

Ik moet denken aan het voorbeeld van Devjo, hoe het van onderop wel lukt om mensen echt te helpen. Met veel moeite want Weergang houdt de organisatie amper overeind in zijn eentje. Maar hoe ze bij Devjo omgaan met dakloze mensen is hoopgevend. Ze leren mensen kennen zodat ze weten wat iemands kwaliteiten zijn, om ze vervolgens te helpen met een woning. En de buurt wordt betrokken, samen met de woningcorporatie Haag Wonen. Jan van Oosten, projectleider Maatschappelijk Opvang in Den Haag, hielp Weergang met de naam, het werd: Welcome in my backyard, van verzet naar een uitnodiging. En geen intakeformulieren, maar kennismaken. Een hand op een schouder in plaats van een protocol. “We moeten het samen doen,” zegt Weergang. Hij heeft gelijk. Maar dat samen gebeurt in Den Haag nog veel te weinig wordt ons duidelijk deze ochtend. 

Dries woont nu in een voormalig 55+ complex, dankzij Haag Wonen en de inspanningen van Devjo.

Dries woont nu in een voormalig 55+ complex, dankzij Haag Wonen en de inspanningen van Devjo. Hij helpt in het buurthuis en loopt rondes voor de veiligheid. “Er waren problemen met insluipers, dakloze mensen zochten een schuilplaats. Ik ben met ze gaan praten en dat heeft geholpen.” Je moet dus wel iets extra’s doen om erbij te horen in dit project. Iets teruggeven. Meer dan mensen met een regulier huurcontract ooit hoeven doen. Maar Dries doet het graag én hij krijgt honderd euro huurkorting. ‘Als mensen dit willen kan het een uitkomst zijn’, zegt Jan de Vries. ‘Stel je hebt groene vingers en je kunt in een binnentuin wonen en het groen verzorgen, dan is dat mooi toch?’

Dries is inmiddels niet meer weg te denken uit de buurt. De bewoners begonnen hem te vertrouwen toen ze hem als persoon zagen. “Het zijn niet de mensen in een dakloze situatie die het probleem zijn,” zei iemand laatst nog, “de dakloosheid is het probleem.” 

De echte naam van Dries uit dit stuk is bij ons bekend.

Heb je ideeën over hoe dakloosheid kan worden beëindigd? Deel het met ons: pepijn@momusmedia.nl en larabillie@momusmedia.nl

 

Extra informatie om een mening te vormen:

Iedere gemeente is weer anders. In Utrecht heeft de gemeenteraad ingestemd met een plan van de PvdA: Dakloze mensen die niet in de maatschappelijke opvang zitten krijgen vanaf 2026 voorrang bij sociale huurwoningen. Daar zitten ook gezinnen met kinderen en alleenstaande moeders bij. En in Den Bosch hebben ze hier al voor gekozen. Het doel is om de opvang grotendeels te sluiten. Directeur van de maatschappelijke opvang Thijs Honig, in Trouw: “Van deze uitzichtloze opvang wordt niemand beter.”

Nienke Boesveldt haalt in het AD het voorbeeld van Finland aan: “Daar lukte het binnen tien jaar om langdurige dakloosheid terug te dringen van 20.000 naar 3000 mensen. Dat lukte met de van oorsprong Amerikaanse ‘Housing First’-aanpak: eerst een huis, en vanuit die rust verder met eventuele hulpverlening.” En interessant: in dat artikel wordt gesteld dat je zo niet alleen veel persoonlijk leed voorkomt, het scheelt ook geld. PvdA raadslid Ilse Raaijmakers in Utrecht: “Je bespaart op de lange termijn op dure medische en psychische hulp, en op maatschappelijke opvang.” Woningbouwexpert Peter Boelhouwers beaamt dat: “Het is absoluut kostenbesparend. Ook dat weten we uit Finland en de VS.”

Uit cijfers van woningcorporatie Portaal in Utrecht blijkt verder dat 60% van de mensen in Utrecht die bij hen een huis krijgen, al een andere woning heeft. De PvdA wil daarom nu dat die mensen minder urgentie krijgen dan mensen die nog geen thuis hebben.

Wat vind jij van deze plannen? Laat het ons weten.

Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.

Start hier jouw maandelijkse of jaarlijkse donatie aan Momus

Of doneer eenmalig:

€ 5 € 15 € 45

Een einde aan dakloosheid

Steeds meer mensen worden dakloos. Zowel qua aantal, als qua diversiteit neemt de groep toe. Dakloosheid is het meest ernstige gevolg van de wooncrisis en de grootste schending van het recht op wonen. Daarom onderzoekt Momus de komende maanden: (hoe) kan dakloosheid beëindigd worden? Dit doen we in een Europese samenwerking en met een oplossingsgerichte bril.

Open dit dossier

Woonproof

Van harde cijfers tot persoonlijke verhalen, geschiedenis en toekomst. In dit dossier duikt Momus in een van de grootste uitdagingen van deze tijd: Wat moet er gebeuren om betaalbaar en gezond wonen voor iedereen bereikbaar te maken? Hoe maken we Nederland weer woonproof?

Open dit dossier

Lara Billie Rense (links) en Pepijn Smit (rechts)

We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Woonproof.

Wie telt mee als het om wonen gaat?

Thuiskomen lijkt vanzelfsprekend, maar voor steeds meer mensen in Nederland is dat niet het geval. Dakloosheid neemt toe, mede door een tekort aan betaalbare, passende en leefbare woningen. Mensen slapen noodgedwongen bij vrienden, op vakantieparken of zelfs op straat. De wooncrisis raakt steeds meer mensen en hun kinderen.

Om hier verandering in te brengen, werken wij,  impactmakers Lara Billie Rense en Pepijn Smit, de komende tijd mee aan het project Woonproof van Momus. Wij ontwikkelen een impact strategie rond verhalen over dakloosheid, met als doel om een maatschappelijke verandering teweeg te brengen. Wij hopen de verhalen van Momus verder te brengen, mogelijke oplossingen dichterbij te halen en echt iets te veranderen. 

Wie zijn wij? Lees hier meer over ons
Lara Billie Rense

Lara Billie Rense

Impactproducent & Onderzoeksjournalist

✉️larabillie@momusmedia.nl
Presentator en journalist Lara Billie Rense stond jarenlang aan de frontlinie van het nieuws, onder andere bij de NOS voor NPO Radio 1 bij BNR Nieuwsradio. Na een periode van bezinning onderzoekt Lara Billie hoe journalistiek weer in dienst kan staan van de samenleving. ‘Distantie is een kernwaarde onder journalisten, maar dat idee heeft bijgedragen aan een groeiende kloof tussen media en publiek.’ Bij Momus zoekt Lara Billie naar vormen van vertellen die verbinden, zonder de werkelijkheid te versimpelen. ‘Mijn uitgangspunt daarbij is radicale empathie en nieuwsgierigheid, met oog voor mensen die buiten het blikveld van traditionele media vallen.’

Pepijn Smit

Pepijn Smit

Impactproducent

✉️pepijn@momusmedia.nl
In het werk van theater- en impactmaker Pepijn Smit staat de zoektocht naar hoe we nu samenleven centraal. In theatervoorstellingen, podcasts, documentaires en spellen is hij bezig om de kloof tussen kansarm en kansrijk te dichten. Onvertelde verhalen en onderbelichte perspectieven liggen hier aan de basis. Bij Momus ontwikkelen Lara Billie Rense en Pepijn een impactstrategie rondom het woondossier en onderzoeken zij hoe betaalbaar en gezond wonen toegankelijk voor iedereen kan worden.

Het probleem

Dakloosheid betekent veel meer dan geen dak boven je hoofd hebben. Het is een vorm van sociale uitsluiting, die diepe sporen nalaat in het leven van mensen. Het systeem in Nederland doet onvoldoende om dit te voorkomen:  het is gericht op opvang via een zorgbril, waardoor mensen pas als dakloos worden erkend als ze ernstige psychische of verslavingsproblemen hebben. Hierdoor blijft een grote groep onzichtbaar.

De huidige definitie van dakloosheid is bovendien te beperkt. Veel mensen zonder vast verblijfadres, waaronder jongeren, vrouwen of mensen die bij bekenden overnachten, worden niet meegeteld. En velen melden zich niet als ‘dakloos’ omdat er geen hulp geboden wordt en uit schaamte om als dakloos persoon bestempeld te worden. De gevolgen zijn ernstig: zonder een stabiele woonplek is het moeilijk om te werken, studeren of simpelweg deel te nemen aan de samenleving.

Deel dit met anderen

Volg onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van onze verhalen via onze nieuwsbrief:

Volg onze socials

Volg ons op social media en praat hier met ons en anderen over ons onderzoek.





De afgelopen tijd hebben we samen met Momus al veel onderzoek gedaan. We lazen tal van boeken, interviews en artikelen, zagen documentaires en voerden gesprekken met betrokkenen. De verhalen die we horen maken indruk. En de mate van betrokkenheid bij sommige wooncorporaties en belangenbehartigers ook. We zijn nog lang niet klaar, maar we hebben al wel wat hypotheses en vragen kunnen formuleren die we graag met jullie delen.

Waarom blijven problemen bestaan?

  1. Beleid en cijfers sluiten niet aan op de werkelijkheid
    Beleidsmakers baseren hun strategieën op onvolledige data van het CBS, dat een beperkt beeld van dakloosheid geeft. Dit leidt tot verkeerde aannames en ontoereikend beleid.
  2. Dakloosheid is niet alleen een zorgprobleem
    De huidige aanpak gaat te veel uit van individuele zorgbehoeftes, terwijl de kern vaak ligt in structurele woonongelijkheid en armoede. Mensen worden pas geholpen als hun zorgvraag groot genoeg is. Dat bestendigt het probleem.
  3. De stem van mensen zonder woning wordt niet gehoord
    Woningzoekenden en dakloze mensen zijn vaak afwezig in politieke en beleidsmatige besluitvorming. Er is weinig ruimte of tijd om zich uit te spreken of om het systeem uit te dagen.
  4. Stigma staat oplossingen in de weg
    Dakloosheid is omgeven door schaamte en stereotypen, waardoor het lastig is om open het gesprek te voeren. De angst voor ‘de dakloze medemens’ belemmert ook sociale acceptatie.

Verandering is mogelijk

Een andere kijk op dakloosheid is dringend nodig. Daarvoor zijn onder meer de volgende inzichten en veranderingen belangrijk:

  1. Gebruik van de Ethos-light telling
    Deze Europese methodiek biedt een bredere, meer inclusieve definitie van dakloosheid. Gemeenten als Den Bosch en Den Haag zijn ermee gestart. De resultaten tonen een diverser beeld van wie er daadwerkelijk dakloos is, inclusief vrouwen, jongeren en gezinnen.
  2. Wonen als mensenrecht
    Wonen moet worden erkend als fundamenteel recht. Vanuit die basis kunnen beleid en ondersteuning anders ingericht worden. ‘Wonen eerst’ moet het uitgangspunt zijn: eerst een huis, dan pas ondersteuning waar nodig.
  3. Voorbeelden van hoopvolle aanpakken
    In Den Bosch is bijvoorbeeld succesvol een werkwijze ingevoerd waarbij mensen binnen drie weken zicht hebben op een zelfstandige huurwoning. Dit model, gebaseerd op vertrouwen en het recht op wonen, biedt inspiratie.
  4. Herwaardering van volkshuisvesting
    Decennia van marktwerking hebben geleid tot een wooncrisis. De terugkeer van volkshuisvesting – waarbij het belang van de samenleving voorop staat, niet winst – is essentieel. Er is een politieke herbezinning nodig op de rol van de overheid in de woningmarkt.

Vanuit deze inzichten ontwikkelen wij de komende tijd een impactstrategie. Wij stellen ervaringsdeskundigen, beleidsmakers, zorgverleners, woningcorporaties, burgers en onszelf de vragen: Waarom zijn betaalbare en gezonde woningen onbereikbaar voor zovelen? Wie zijn de mensen achter de cijfers? En wie telt niet mee? Welke structurele barrières houden verandering tegen? Hoe kunnen we beleidsmakers, woningcorporaties en burgers mobiliseren? En wat moet er veranderen aan het systeem dat nu tekortschiet in medemenselijkheid?

De wooncrisis is geen natuurverschijnsel, maar het resultaat van politieke keuzes.

Door met Momus verhalen te verzamelen en te ontsluiten, hopen wij het publiek bewust te maken van de diepere oorzaken en gevolgen van de wooncrisis. De uitkomst van de Ethos-light telling zal hierin een krachtig middel zijn: het brengt de realiteit beter in beeld en helpt bij het bestrijden van het stigma. Vervolgens gaan wij ons richten op een impact strategie: hiervoor ontwikkelen wij strategische acties (dit kan in allerlei vormen: van workshops voor community builders om buurten mee te krijgen in de permanente huisvesting van mensen uit de maatschappelijke opvang tot meet-ups voor woningcorporaties en afdeling Wonen van gemeenten) waarin wij de mensen die aan de knoppen zitten stimuleren om het (radicaal) anders te doen. Het biedt een kans om de ambitie van het Nationaal Actieplan Dakloosheid – een einde aan dakloosheid in 2030 – waar te maken.

De wooncrisis is geen natuurverschijnsel, maar het resultaat van politieke keuzes. Dat betekent ook dat het anders kan. Dat willen wij laten zien in onze impact strategie: er is perspectief op verandering door de stem van mensen zonder thuis te laten horen, dak- en thuisloze mensen uit de onzichtbaarheid te halen, woonrecht te erkennen en samenwerking centraal te stellen. 

We zijn er nog lang niet, dus aanvullingen en verbeteringen zijn van harte welkom. En misschien ben je het wel helemaal niet eens met bepaalde aannames die we doen, laat het ons weten. We kunnen jullie hulp goed gebruiken. Structurele verandering komt alleen tot stand als je samenwerkt. Mail naar larabillie@momusmedia.nl of pepijn@momusmedia.nl.

 

Onderzochte bronnen tot nu toe

 

Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.

Start hier jouw maandelijkse of jaarlijkse donatie aan Momus

Of doneer eenmalig:

€ 5 € 15 € 45

Een einde aan dakloosheid

Steeds meer mensen worden dakloos. Zowel qua aantal, als qua diversiteit neemt de groep toe. Dakloosheid is het meest ernstige gevolg van de wooncrisis en de grootste schending van het recht op wonen. Daarom onderzoekt Momus de komende maanden: (hoe) kan dakloosheid beëindigd worden? Dit doen we in een Europese samenwerking en met een oplossingsgerichte bril.

Open dit dossier

Woonproof

Van harde cijfers tot persoonlijke verhalen, geschiedenis en toekomst. In dit dossier duikt Momus in een van de grootste uitdagingen van deze tijd: Wat moet er gebeuren om betaalbaar en gezond wonen voor iedereen bereikbaar te maken? Hoe maken we Nederland weer woonproof?

Open dit dossier

Beeld van Kansfonds gemaakt door Linelle Deunk

We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Een einde aan dakloosheid.

“Ik heb ook anderhalf jaar geen vaste woonplek gehad.” We zijn ruim een uur in het interview als ik het tóch deel.

‘We’ zijn onderzoekers Lara Billie Rense en ik, Jeske Jongerius, en onze geïnterviewde is de straatverpleegkundige Trudy. Lara Billie en ik spreken haar voor ons onderzoek naar dakloosheid. We zitten op een terras aan het Buitenhof waar we een stevige wind trotseren.

Trudy’s reactie, een warme blik en de woorden “ach kind,” is compassievol. Wat kenmerkend is voor deze vrouw, die medische zorg en steun verleent aan dakloze mensen in Den Haag. “Maar ik beschouwde mezelf niet per se al dakloos,” vertel ik verder. “Toch was je het eigenlijk wel,” vult Trudy aan.

Dan opent ook Trudy een onverwacht boekje: “ik heb een tijd met m’n kind bij mijn broer gewoond.” We vragen haar: “Beschouwde jij jezelf toen als dakloos?” “Nee,” antwoordt ze. “Ik beschouwde het als tijdelijk. Maar met de kennis van nu, weet ik dat ik dat eigenlijk wel was.” “Zou je het nu dan wel zo noemen?” vragen we. “Nee […]. Daar rust toch te veel stigma op. Te veel schaamte.”

Wie telt mee?

Het is een ogenschijnlijk klein moment, tussen de regels van een anderhalf uur durend gesprek. Toch het zegt veel over hoe we in Nederland dakloosheid zien en definiëren. Precies dat is onderdeel van ons onderzoek de komende maanden. We verkennen wat een inclusieve aanpak van dakloosheid inhoudt. Ons startpunt is: begrijpen wie én wat in Nederland telt als dakloos. Letterlijk. We onderzoeken namelijk een nieuwe methode om dakloosheid in kaart te brengen, Ethos-light, die een heel ander beeld en cijfer geeft dan de schattingen van het CBS.

Aan de basis van Ethos-light ligt een definitie van dakloosheid die het gebrek aan adequate huisvesting centraal stelt. Dat klinkt logisch, toch is het een grote verandering ten opzichte van het het huidige dakloosheidbeleid. Daarin is namelijk niet iemands gebrek aan een woonplek leidend, maar iemands zorgvraag. Dit betekent dat je pas hulp kunt krijgen, als er medische nood is. Alleen dan ben je ‘dakloos genoeg’. Zonder intensieve zorgvraag krijg je de stempel ‘zelfredzaam’, en moet je het dus zelf zien te redden, ook zonder verblijfsplek.

De vraag wie ‘dakloos genoeg’ is om hulp te krijgen, speelt een grote rol in Trudy’s werk. Als straatverpleegkundige adviseert zij bij wie de medische noodzaak zó groot is, dat ze een plekje in de opvang krijgen. “Dat is heel uiteenlopend, het kan iemand zijn die een hartinfarct heeft gehad, maar ook iemand die diabetes heeft en voor de insuline een koelkast nodig heeft.” Zo iemand komt dan op de wachtlijst voor de noodopvang.

Zorgen voor woonrecht

“In Den Haag is de wachtlijst voor de noodopvang nu al maandenlang en dat loopt alsmaar op,” vertelt Jan de Vries, co-directeur van belangen- en hulporganisatie het Straat Consulaat. En mensen zonder medische nood? Die worden daar niet eens op geplaatst. Dit is kenmerkend voor de Nederlandse aanpak, zegt De Vries: “dakloosheid wordt behandeld als een zorgprobleem.”

Volgens De Vries is dat om meerdere redenen problematisch. Om er een paar te noemen; je creëert zo een hele grote groep onzichtbare dakloze mensen, die géén hulp krijgen, tot hun situatie zó sterk verslechtert dat ze een zorgvraag ontwikkelen. Dit kost menselijk leed én geld. Bovendien, zegt De Vries, verhult het een fundamenteel probleem: dit gaat om een mensenrechtenschending. “Iedereen heeft recht op behoorlijke huisvesting.”

Je creëert zo een hele grote groep onzichtbare dakloze mensen, die géén hulp krijgen, tot hun situatie zó sterk verslechtert dat ze een zorgvraag ontwikkelen.

Het erkennen van dát recht, is de sleutel tot verandering, meent De Vries. “Als de hele samenleving en het systeem tegen jou zeggen: het is jouw schuld dat je dakloos bent, jij hebt gefaald, dan ga je dat geloven,” legt hij uit. Met alle gevolgen van dien; schaamte, verdere uitsluiting, het ontwikkelen van problematisch gedrag. “Maar als je uitlegt; jouw dakloosheid is een schending van jouw mensenrechten, dan zie je dat dat mensen empowert,” aldus De Vries.

“Een rechtenbenadering doet twee dingen: het maakt duidelijk dat mensen rechten hebben en dat de overheid verplichtingen heeft,” vervolgt De Vries. Dit is een startpunt om op te komen voor je rechten en verandering. Door uit te gaan van het woonrecht, worden verantwoordelijkheid en oplossingen breder getrokken dan het zorgdomein, vertelt De Vries. Zo komt er aandacht voor wat fundamenteel ontbreekt bij dakloosheid: een woning.

Deel dit met anderen

Volg onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van onze verhalen via onze nieuwsbrief:

Volg onze socials

Volg ons op social media en praat hier met ons en anderen over ons onderzoek.





Iedereen erbij

De Vries pleit voor het gebruik van de Ethos-categorisatie. Wat die doet, is iedereen met onvolwaardige huisvesting meetellen als dakloos, letterlijk. De telmethode die erbij hoort, is inmiddels in drie rondes toegepast in Nederland. In oktober van dit jaar worden de nieuwste resultaten bekend. De uitkomsten van de eerste telling, in Den Bosch en Oss, maakten veel los. “Vooral het gegeven dat één op de vijf getelden een kind was, en 30 procent vrouw, kwam als een schok,” vertelt De Vries.

Wat deze nieuwe categorisatie en telmethode inhouden, en hoe dit bij kan dragen aan structurele oplossingen voor dakloosheid, is wat wij de komende maanden gaan onderzoeken. We doen dit volgens de methodes van ‘solutions journalism’, oftewel; oplossingsgerichte journalistiek. Daarbij werken we samen met journalisten uit Duitsland en Tsjechië, waar de focus zal liggen op Housing First en aanvullende zorg als onderdeel van de oplossingen. Samen proberen we antwoord te geven op de vraag: hoe ziet een inclusieve aanpak tot het oplossen van dakloosheid eruit?

Help je mee?

En jij? Het liefst werken we ook met input en inbreng van onze lezers. Dus heb jij een verhaal wat je wilt delen, een tip wie we moeten spreken, of kennis van feiten die de data in een belangrijk licht zetten, stuur ons een berichtje op jeske@momusmedia.nl of larabillie@momusmedia.nl.

Dit onderzoek is tot stand gekomen met steun van het Journalismfund Europe.

Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.

Start hier jouw maandelijkse of jaarlijkse donatie aan Momus

Of doneer eenmalig:

€ 5 € 15 € 45
 

Een einde aan dakloosheid

Steeds meer mensen worden dakloos. Zowel qua aantal, als qua diversiteit neemt de groep toe. Dakloosheid is het meest ernstige gevolg van de wooncrisis en de grootste schending van het recht op wonen. Daarom onderzoekt Momus de komende maanden: (hoe) kan dakloosheid beëindigd worden? Dit doen we in een Europese samenwerking en met een oplossingsgerichte bril.

Open dit dossier

 

Foto: Peter Lipton

We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Goede buren.

Dit is een update van het onderzoek naar een nieuwe selectiemethode voor sociale huur woningen: wie is een goede buur? Na het doorspitten van beleids-documenten en Woningnet-advertenties is het de hoogste tijd om de wijk in te gaan. Merel en Jeske stappen op de fiets en trappen richting Utrecht Overvecht. Over de brede wegen en vlaktes met stukjes groen torenen de hoge flats die Overvecht rijk is al uit. Sommige flats zijn nét gerenoveerd. Naast de trouwe bewoners die terugkeren, trekken er veel nieuwe gezichten de gebouwen in. Een aantal van hen is bewust uitgekozen door de woningbouwcorporaties. Zij zijn de zogenoemde ‘goede buren’: mensen die beloven zich actief in te zetten voor hun flatgebouw en de buurt. Zij kregen hun woning ‘op basis van motivatie’. MOMUS doet onderzoek naar deze nieuwe toewijzingsmethode voor sociale huurwoningen. Wat betekent het voor de geselecteerde en afgewezen woningzoekenden? Wat vinden de buren ervan? En welke invloed heeft deze praktijk op de toegankelijkheid van de sociale huursector?

Een mysterie

We bellen aan bij de bewoners van een Overvechtse flat waar de woningbouwcorporatie een deel van de woningen op ‘basis van motivatie’ toewijst. Er gaan veel deuren voor ons open, maar die ‘goede buren’ blijven nog even een mysterie. De meeste bewoners die we spreken, zeggen er niets of niet veel van af te weten. Het enige rumoer wat bekend lijkt, is dat de ‘goede buren’ in de benedenwoningen komen te wonen. “De benedenwoningen zijn het mooiste,” vertelt een bewoonster die hier al 27 jaar woont, “maar ook het duurste.” Na de renovatie keerde ze terug naar haar eigen huis. Ze voelt zich veilig en vertrouwd in het gebouw, maar merkt wel dat de sfeer is veranderd: “Er is weinig contact tussen de oude en nieuwe bewoners.”

Ik heb er een hard hoofd in dat nieuwe bewoners iets gaan doen voor de buurt.

Dat beeld beaamt een man die hier is opgegroeid en nu de deur van zijn ouderlijk huis opendoet. “Er is weinig contact tussen de buren, dat is echt anders dan vroeger. De nieuwe en oude bewoners kennen elkaar niet.” Als we hem vragen naar de ‘goede buren’ die de buurt komen versterken, klinkt hij sceptisch: “Ik heb er een hard hoofd in dat nieuwe bewoners iets gaan doen voor de buurt.” Een nieuwe bewoner van de flat weet wel van het ‘toewijzen op motivatie’ af, omdat hij en zijn vriendin ook op zo’n woning hadden gereageerd. Uiteindelijk kozen ze er niet voor, omdat ze via loting al een andere woning in het complex hadden bemachtigd. Het is toeval dat ze in dit gebouw, in deze wijk, terechtkwamen, vertelt hij. Met hun jonge leeftijd hadden ze weinig wachttijd en in veel steden mag je pas vanaf je 23e reageren op lotingwoningen. Hier kon dat al eerder. “Ik heb het idee dat alle leegstaande woningen hier via loting worden verhuurd.” Veel contact met zijn buren heeft hij nog niet: “alleen als ze een pakketje komen brengen.”

Een goede buur

Op de benedenverdieping van de flat, in een van de ‘plint woningen’, treffen we een ‘goede buur’ die nét is ingetrokken. Ze is ontzettend blij met haar woning, die ze dankzij haar beroepsvoorrang en motivatie heeft gekregen. Ze stond één jaar ingeschreven als woningzoekende op Woningnet. Als zorgmedewerker gaat het dragen van extra zorg voor haar omgeving haar natuurlijk af. En dat zag de woningbouwcorporatie ook. Wat ze concreet gaat doen? Zorgen dat het netjes is in de straat en rond de entree, een praatje maken met de buren en hen waar nodig een handje helpen. “Als je ziet dat iemand bijvoorbeeld moeizaam loopt, dat je dan zegt van ‘nou, zal ik even met je meelopen of zal ik je vuilnis overpakken’.” Over concrete taken of plannen werd tijdens de gesprekken met de woningcorporatie niet gesproken, vertelt de 27-jarige verpleegkundige. Het belangrijkste was dat je kon overbrengen dat je “gewoon een hart voor de mensen hebt.”

Het belangrijkste was dat je kon overbrengen dat je “gewoon een hart voor de mensen hebt.”

Zodra alle ‘goede buren’ zijn ingetrokken – alle ‘plint woningen’ zijn voor hen gereserveerd – zullen ze met elkaar en de woningcorporatie bij elkaar komen om te bespreken hoe ze “een steentje kunnen bijdragen aan de buurt.”

Heb jij ook ervaringen met ‘toewijzen op motivatie’? Ben je het tijdens je woning zoektocht tegengekomen? Ben of ken jij een ‘goede buur’? Of ben je vanuit de bewonerscommissie of je werk betrokken bij toewijzen op motivatie? Dan zoekt Momus jou!  Stuur een berichtje naar merel@momusmedia.nl of jeske@momusmedia.nl om je ervaring te delen.

Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.

Start hier jouw maandelijkse of jaarlijkse donatie aan Momus

Of doneer eenmalig:

€ 5 € 15 € 45

Woonproof

Van harde cijfers tot persoonlijke verhalen, geschiedenis en toekomst. In dit dossier duikt Momus in een van de grootste uitdagingen van deze tijd: Wat moet er gebeuren om betaalbaar en gezond wonen voor iedereen bereikbaar te maken? Hoe maken we Nederland weer woonproof?

Open dit dossier

 

10/02/2025

Foto: Volkan Olmez

We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Goede buren.

Wil je in Utrecht wonen in een sociale huurwoning, dan kan je lang wachten. Gemiddeld duurt het elf jaar voordat je in aanmerking komt. Maar er zijn manieren, naast specifieke voorrang- en urgentie regelingen, om eerder aan een woning te komen. Namelijk als je als ‘goede buur’ wilt zorgen voor je buren en woonomgeving. 

Woningcorporaties, in onder andere de regio Utrecht, zetten dit zogenoemde ‘toewijzen op motivatie’ in om de leefbaarheid in bepaalde wijken en wooncomplexen te vergroten. Het doel van de woningcorporaties is hierbij om wijken te creëren met een mix van wat zij noemen ‘krachtige en minder krachtige bewoners.’

Momus werkt aan een onderzoek naar deze nieuwe toewijzingsmethodes. We onderzoeken wat dit ‘goede buur’ principe inhoudt, waar(voor) het wordt toegepast en wat het effect is. We kijken zowel naar de specifieke ervaringen van bewoners en woningzoekenden, als naar grotere vraagstukken over de toegankelijkheid en verdeling van woonruimte.

Opzoek naar input!

Heb je ervaring met het zoeken naar een sociale huurwoning waarbij jouw motivatie als ‘goede buur’ een rol speelde in de aanmelding? We horen graag jouw verhaal. Of je nou een woning kreeg toegewezen of juist werd afgewezen op basis van jouw motivatiebrief/gesprek – jouw ervaring is waardevol. Neem contact met ons op: merel@momusmedia.nl of jeske@momusmedia.nl.

Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.

Start hier jouw maandelijkse of jaarlijkse donatie aan Momus

Of doneer eenmalig:

€ 5 € 15 € 45
 

Goede buren

Woningcorporaties, in onder andere de regio Utrecht, zetten het zogenoemde ‘toewijzen op motivatie’ in om de leefbaarheid in bepaalde wijken en wooncomplexen te vergroten. Het doel: wijken creëren met een mix van wat zij 'krachtige en minder krachtige bewoners' noemen. We onderzoeken wat dit ‘goede buur’ principe inhoudt, waar(voor) het wordt toegepast en wat het effect is.

Open dit dossier

Transcriptie van een brief van klimaatscepticus Frits Böttcher aan John Hoekzema (BOVAG) (12 december 1996)

Beeld: Momus

We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Van wie is de wijk?

Afgelopen december organiseerde MOMUS een meet-up in Overvecht om met bewoners te praten over hun wijk. Overvechters maken zich zorgen over de (bouw)plannen maar voelen zich niet serieus genomen. Volgens bewoners worden bestaande problemen in de wijk gebruikt als excuus voor deze nieuwbouw, terwijl er geen oplossingen komen voor de échte uitdagingen waar Overvecht mee kampt.

‘Ik woon er al 65 jaar met veel plezier,’ vertelt een van de aanwezigen tijdens een meet-up in de Utrechtse wijk Overvecht. Deze reactie schetst een heel ander beeld van Overvecht dan er buiten de wijk leeft. 

De Utrechtse volkswijk komt vaak negatief in het nieuws en is sinds 2019 onderdeel van het Nationaal Programma Veiligheid en Leefbaarheid (NPVL) vanwege wat het rijk noemt ‘de stapeling van problemen.’

MOMUS doet langlopend onderzoek naar de toekomst van de sociale woningbouwsector in tijden van wooncrisis. Voor dit onderzoek kwamen rond de twintig mensen – zowel jonge als oudere wijkbewoners, enkele gemeenteraadsleden, onderzoekers en betrokken Overvechters met uiteenlopende culturele achtergronden – samen in buurthuis Burezina om hun verhalen te delen met MOMUS-journalisten.

Dit buurthuis, gevestigd in een voormalige kleuterschool, is bijzonder: het wordt volledig gerund door de buurtbewoners zelf. Bestuurder Ibrahim Taoumi spreekt er vol trots over: ‘De mensen die hier komen, vertrouwen ons. In elk steentje hier zit wat van ons.’

Als er over je wijk gepraat wordt

Tijdens de introductieronde valt op hoeveel aanwezigen expliciet benadrukken dat ze met plezier in Overvecht wonen. Die nadruk vormt een schril contrast met de berichtgeving in de media. Dezelfde week nog beschrijft Utrechts nieuwsblad DUIC de wijk als het ‘zorgenkindje van Utrecht’ met ‘hoge, onpersoonlijke flats, veel steen en een hoop scheurende auto’s.’

‘Dat maakt me zo kwaad, zo’n artikel,’ vertelt een bewoner. ‘En dan zegt er weer zo’n stedenbouwkundige dat Overvecht een plek moet worden waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, waar recreatie is. Ik denk dan: dat is al zo. Ze doen net alsof er nu niets is.’

Ze doen net alsof er nu niets is

Misleidende taal is een belangrijk punt van onvrede onder de aanwezigen. Een bewoner haalt de term ‘wijkverbetering’ aan: ‘Er werd een bijeenkomst georganiseerd [door de gemeente, red.] om een park op te knappen want mensen zouden zich er onveilig voelen. Dat was zo misleidend, want we moesten praten over hoe het park beter kon, maar eigenlijk ging het om bouwprojecten.’ Een ander vult aan: ‘Er is natuurlijk niks mis met bouwen. Maar dat gaat helemaal niet over wijkverbetering. Het gaat over woningen realiseren.’

Zo bekruipt bewoners het gevoel dat ze niet serieus genomen worden en dat de gemeente een dubbele agenda heeft: ‘De gemeente moet helder zijn over haar intenties. Als ze wil bouwen dan moet ze dat gewoon zeggen.’

 

Dichtbouwen

Gemeente Utrecht heeft omvangrijke bouwplannen voor Overvecht: er komen 5.000 nieuwe woningen bij in het centrum van de wijk. En voor de hele wijk geldt dat het bouwen van middenhuur- en koopwoningen de komende jaren centraal staat. Het aandeel sociale huurwoningen is te hoog, aldus de gemeente. Door woningen in het midden en duurdere segment te bouwen, wil de gemeente een ‘meer gemengde wijk’ realiseren, zo staat in de Omgevingsvisie.

Wat gaat dit betekenen voor de wijk? ‘Het is een multiculturele wijk maar in de toekomst wordt er voornamelijk gebouwd voor rijkere mensen. Ik vind het geen pas, wat dat doet met het karakter van de wijk.’ Een andere bewoner uit haar bezorgdheid over de plannen om de wijk ‘dicht te bouwen.’ Ze vreest dat parken zullen moeten wijken en Overvecht niet ‘de groenste wijk van Utrecht’ blijft.

We zijn een gewone wijk en willen hier dezelfde dingen als in andere wijken

‘Wat mij zo verbaast,’ vertelt een aanwezige, ‘is dat de problemen die we hier hebben vaak gaan over mensen met psychische klachten, verslaafden, of als je getraumatiseerd bent omdat je een oorlog hebt moeten meemaken. Maar in plaats van dat aan te pakken met hulp van psychologen, wordt er bedacht: we gaan een koopwoning naast je huis neerzetten.’ 

‘Dat er meer woningen nodig zijn omdat er een enorme woningcrisis is, sure. Maar de manier waarop het wordt aangepakt hier in Overvecht klopt niet.’ Iemand maakt een vergelijking met de aangrenzende wijk Tuindorp, een rijkere Utrechtse buurt waar veelal koopwoningen staan: ‘Stel je voor dat ze [de gemeente, red.] zo over Tuindorp zouden praten: “Weet je wat, jongens? Het is heel ongezond voor jullie want jullie woonvoorraad is veel te eenzijdig. Jullie wonen allemaal in een gezinswoning met grote tuinen, jullie hebben veel te veel groen, dat moet plat en daarna omhoog.” Maar daar maakt de gemeente geen plannen om te verdichten.’

‘We zijn een gewone wijk en willen hier dezelfde dingen als in andere wijken,’ verzucht een aanwezige tenslotte. MOMUS gaat de komende tijd aan de slag met onderzoek naar de toekomstplannen voor Overvecht en hoe bewoners hierbij betrokken zijn.

Wil jij jouw ervaring of verhaal met ons delen? Stuur een email naar: merel@momusmedia.nl

Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.

Start hier jouw maandelijkse of jaarlijkse donatie aan Momus

Of doneer eenmalig:

€ 5 € 15 € 45

Van wie is de wijk?

Wat als het Rijk en de gemeente je wijk willen verbeteren omdat het als ‘probleemwijk’ is bestempeld? Wie of wat is het ‘probleem’ en voor wie wordt het ‘beter’? Wat hebben wijkbewoners daar zelf over te zeggen? Deze vragen staan centraal in ons onderzoek naar de ingrijpende veranderingen in de Utrechtse wijk Overvecht.

Open dit dossier

 

Leefbaarheid: iedereen wil het, maar vrijwel niemand weet wat het precies is…

10/12/2024

Beeld: Momus

We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Van wie is de wijk?

‘Hoezo zijn mijn kinderen “negatieve associaties” bij deze wijk? Ik woon hier al heel mijn leven met plezier. Ik heb mijn kinderen hier grootgebracht. Dus hoezo ben ik een “negatieve associatie”? Dat was het moment dat ze mij geraakt hebben. Dat ik echt dacht, deze allochtoon gaat jullie laten zien wat wij in onze mars hebben.’

Mustapha Eaisaouiyen is bewoner van de Tweebosbuurt in Rotterdam, een vooroorlogse volksbuurt. In 2018 krijgt hij een brief op de deurmat. Zijn sociale huurwoning gaat gesloopt worden. MOMUS-journalist Merel de Buck interviewde hem over de gevolgen voor zijn wijk.

 

Videoproductie: Marit Fokkink | Script: Merel de Buck | Sounddesign: Mathijs Duringhof | Met speciale dank aan Mustapha Eaisaouiyen

Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.

Start hier jouw maandelijkse of jaarlijkse donatie aan Momus

Of doneer eenmalig:

€ 5 € 15 € 45

Van wie is de wijk?

Wat als het Rijk en de gemeente je wijk willen verbeteren omdat het als ‘probleemwijk’ is bestempeld? Wie of wat is het ‘probleem’ en voor wie wordt het ‘beter’? Wat hebben wijkbewoners daar zelf over te zeggen? Deze vragen staan centraal in ons onderzoek naar de ingrijpende veranderingen in de Utrechtse wijk Overvecht.

Open dit dossier