Door dakloze mensen ‘daklozen’ te noemen, worden ze gereduceerd tot die ene status: hun dakloosheid. Door van ‘dakloze mensen’ te spreken proberen we dat te voorkomen.

Thomas met een schilderij van een woondemonstratie. Beeld: Momus
We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Een einde aan dakloosheid.
Het is bijna zover; op 8 oktober 2025 worden de nieuwste cijfers over dakloosheid in 57 gemeenten bekendgemaakt. En dat is spannend, zeker nu een nieuwe telmethode voor het eerst ook in Amsterdam en Den Haag wordt toegepast.
De cijfers uit de eerdere telrondes in andere gemeenten veroorzaakten een aardverschuiving in de beeldvorming van dakloosheid; er bleken méér dakloze mensen te zijn, waaronder veel vrouwen (een derde), kinderen (een vijfde) en jongeren (een derde). Zij kwamen toen pas in beeld, doordat zij voor het eerst écht geteld werden, met de ETHOS-light methode, in plaats van geschat door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het wordt gezien als een belangrijke verandering in de kijk op dakloosheid. En daarmee ook, zo luidt de hoop, een begin van een ander beleid, waarin dakloze mensen op tijd worden gezien, meegeteld, én geholpen. Want alhoewel dakloosheid vele gezichten heeft, lijkt het begin van een oplossing eenduidig: een woning.
Dichte deuren
“Of ik mij dakloos voelde? In eerste instantie niet. Op het moment dat het gebeurde voelde het vooral onrealistisch.” Tijdens haar scheiding verloor Eti samen met haar twee kinderen onverwachts de toegang tot hun huis. “Van de ene op de andere dag konden we er niet meer in.” Wanneer je haar nu ziet, zou je niet denken dat ze al vier jaar geen vaste woning heeft. Een goed gevoel voor stijl, een warme lach en een optimistisch karakter kenmerken haar.
Ook Thomas (40 jaar) was zich niet meteen bewust van zijn eigen dakloosheid. Hij woonde samen met zijn vriendin in Rotterdam toen hij last kreeg van een depressie en een burn-out. Volgens Thomas ontnam dit, in combinatie met zijn ADHD, hem de grip op zijn leven. “Ik verloor het overzicht, en overzicht is voor mij juist heel belangrijk.” Zijn relatie strandde en Thomas vertrok. “Zij werkte toen aan de Universiteit Ede-Wageningen. Ik wilde haar niet belasten met mijn gedoe, want ik voel mij snel te veel. Dus toen heb ik de deur achter mij dicht getrokken [….] En je blijft denken; morgen ga ik het allemaal oplossen.”
Waar ga je heen als je plotseling niet meer naar huis kan? Waar zoek je naar een slaapplek? Waar naar een oplossing? Wat zou jij doen?
Volle tassen, losse draden
Met een tas vol eten, drinken, een deken en wat papierwerk meldde Thomas zich bij de sociale dienst in Dordrecht. De reactie die hij daar kreeg, sloeg hem lam: ‘Kom morgen maar terug met je héle administratie.’ Maar meer administratie had Thomas niet. Dát was juist het probleem. “Ik ben daar nooit goed in geweest. En omdat ik al een tijdje thuis zat, had ik ook geen inkomen meer. De schulden stapelden zich op. Ik wilde gewoon geholpen worden.”
In die eerste periode sliep Thomas bij vrienden, familie of waar er plek was. Ondertussen groeiden zijn schulden door. “Het was in de tijd dat schulden nog verhandeld konden worden. Het voelde als het Wilde Westen. Ik kreeg dreigbrieven dat ik moest betalen met geld dat ik niet had. Er werd zelfs gedreigd met gijzeling. Ik had het gevoel dat mijn keel werd dichtgeknepen. Ik werd angstig en paranoïde.”
Deze periode in Thomas zijn leven is zo’n acht jaar geleden. Rond diezelfde tijd, in 2017, schreef Correspondent Jesse Frederiks over de Nederlandse aanpak van schulden: “Mensen met schulden zijn een verdienmodel geworden voor een industrie van incassobureaus, deurwaarders, bewindvoerders en ook de overheid.” En ze “…moeten zich door een Byzantijnse bureaucratie banen om van die schulden af te komen.” Gijzeling werd als dreigmiddel ingezet, ook voor mensen die wel wilden, maar niet konden betalen, concludeerde de Nationale ombudsman in 2015.
“Het was een hel,” zegt Thomas. Onder die druk dacht hij nauwelijks nog aan een duurzame woonoplossing. “Ik zag mezelf niet als dakloos, maar als iemand met heel veel problemen. Ik was bezig met overleven.”
Ik zag mezelf niet als dakloos, maar als iemand met heel veel problemen. Ik was bezig met overleven.
Ook Eti heeft het over een “overlevingsstand” waar ze sinds haar scheiding in terechtkwam. Op de dag dat ze plotseling op straat kwam te staan, kocht ze een tent en eerste levensbehoeften; zoals luchtbedden, slaapzakken, kookgerei, toiletartikelen en eten. Ze ging met haar kinderen naar een camping. ‘s Ochtends bracht ze de kinderen naar de basisschool en ging ze zelf naar haar werk. Daarna ging ze op zoek naar hulp. Maar van het wijkteam, tot de politie en opvanglocaties aan toe; allemaal stuurden ze haar weg zonder een oplossing in zicht. Ondertussen verzweeg ze haar situatie op haar werk. “Ik had het gevoel dat ik had gefaald.”
Op het kantelpunt dat hun problemen acuut waren, vroegen Eti en Thomas om hulp. Of dit bij de ‘juiste’ plek was, is misschien niet de juiste vraag. Want voor mensen zoals zij lijkt er geen ‘juiste’ plek te zijn. Geen vangnet, maar losse draden; wonen, zorg, veiligheid, financiën. Pas als je kunt bewijzen dat je ernstig vastloopt in meerdere daarvan krijg je hulp, tot die tijd sta je te boek als ‘zelfredzaam’.
Té dakloos
Het andere uiterste kan ook; dat je zo lang dakloos bent, dat je voor het systeem niet eens meer bestaat. Het overkwam de 49-jarige Jean Paul. Op zijn 16e werd hij door zijn ouders uit huis gezet. “Ik had naar de politie moeten gaan, en moeten zeggen: mijn ouders laten mij er niet meer in. Ik had dat probleem bij hen moeten neerleggen. Maarja, dat vond ik moeilijk. Mijn ouders hadden mij nogal geïndoctrineerd, ik geloofde niet in zoiets als sociaal recht.” In plaats van dat de minderjarige Jean Paul hulp zocht, probeerde hij zijn eigen weg te vinden.
Jarenlang leefde hij in rondtrekkende communes die panden kraakten als tijdelijk onderkomen, afgewisseld met onderdak bij wisselende vriendinnen. Nooit stond hij ergens ingeschreven, en autoriteiten en instanties waren in zijn leefwereld iets om te mijden.
Jean Paul hield zichzelf voor dat dit een keuze was. “Het is beter om achter een bepaalde lifestyle te staan dan je de hele tijd te realiseren dat je niet geholpen kan worden, dat je niet geholpen wordt.”
Tot het een paar jaar terug niet meer ging. Het gemeenschappelijke krakersbestaan had Jean Paul achter zich gelaten en nu zocht hij solo naar plekken om te overnachten. Zo belandde hij in een bootje bij Dordrecht van een kennis. Zijn gezondheid was slecht en de lekke boot met ongedierte maakte het nog slechter. Hij zocht hulp. Maar het systeem (h)erkende hem niet: hij had geen paspoort en stond zelfs al zo lang nergens ingeschreven, dat hij was uitgeschreven uit Nederland.
Daardoor kon hij ook geen regiobinding aantonen, wat nodig was voor de maatschappelijke opvang. Toen zijn gezondheid zo ver achteruitging dat het levensbedreigend werd, heeft een veldwerkteam alarm geslagen en werd hij in de noodopvang opgenomen. Daar begon zijn herstel. Nu, twee jaar later, is hij doorgestroomd naar een eigen kamer in de maatschappelijke opvang.
Tot de dood om de hoek komt kijken
Toen Jean Paul binnenkwam bij de opvang was zijn situatie ernstig. Zijn bloeddruk was naar eigen zeggen “moorddadig hoog”; 240 over 180. Ter vergelijking: volgens de Hartstichting ligt een normale bloeddruk voor een man onder de 140 over 90. Jean Paul droeg al een half jaar lang dezelfde daglenzen en hij bleek last te hebben van onbehandelde slaapapneu en ADHD met autistische componenten. Nu is zijn bloeddruk 126 over 68, draagt hij een bril, en krijgt hij medicatie, begeleiding en staat er naast zijn bed een machine voor slaapapneu.
Met het begin van herstel, komt ook het begin van rouw en verwerking. “Ik droom van alle dingen die ik niet heb en niet heb kunnen hebben. Een goede baan, een gezin, een huis, gewoon hele normale dingen.” Jean Paul wil met het delen van zijn verhaal bijdragen aan verandering. Zodat andere mensen, jongeren, een kans op zo’n ‘normaal leven’ niet mislopen. En dat voor hem een eigen thuis eindelijk in zicht komt. Want terwijl zijn zorgvragen behandeld worden, blijft zijn woonvraag vooralsnog onbeantwoord.
Thomas zijn bestaan zonder thuis was een stuk korter, maar eindigde ook in een gevaarlijke toestand. Bedolven onder de druk van schuldeisers en het overleven op straat, begon Thomas zichzelf na zo’n twee jaar “langzaam op te geven.” Een Dordrechtse wijkagent had dat niet. “Hij wist dat ik geen kwade bedoelingen had. Ik heb geen strafblad, ben netjes opgevoed en ik heb een hbo-diploma in communicatie. Ik ben een veel te grote softie om iemand kwaad te doen. Hij zei: ‘Joh, je moet naar binnen jongen, het gaat straks vriezen!’”
Op aandringen van de wijkagent kwam Thomas in een slaaphuis terecht. Hij woog toen 54 kilo bij een lengte van 1,85 meter. “Die eerste nacht in de opvang overleed de man met wie ik die avond nog had zitten praten in zijn slaap. Dat was ontzettend confronterend.”
Thomas zelf krabbelde snel op. Binnen 363 dagen had hij de juiste hulp, waaronder schuldhulpverlening. Nu, zes jaar na die eerste nacht, is hij schuldenvrij en huurt hij een woonruimte in een oud kantoorpand van de maatschappelijke opvang in Dordrecht. Zijn muren hangen vol met zijn schilderijen die hij inmiddels wereldwijd verkoopt. Ook geeft hij schilderlessen aan jongeren met een beperking. Hij weegt weer een gezonde 75 kilo. Thomas is opgelucht en strijdlustig.
Een helpende hand, iemand die je ziet en actie onderneemt kan het verschil betekenen tussen een einde op straat of een nieuw begin. Omdat Thomas en Jean Paul zich daar bewust van zijn, zetten zij zich beiden in voor de ‘Verandergroep Woonregels Dordrecht’; een actiegroep die dakloosheid in Dordrecht wil voorkomen en uitbannen. De groep voert succesvolle acties en lobby om de lokale politiek te beïnvloeden. Naar eigen ervaring heeft Eti voor haar lotgenoten de steungroep ‘Ouders in Beweging’ opgericht. “Ik wil mensen in verbinding brengen om samen een vangnet te vormen voor dakloze ouders. Geen enkel kind en ouder hoort alleen en op straat te staan.”
Thomas met een schilderij van een woondemonstratie, en andere schilderijen, in zijn huis. Foto’s: Jeske Jongerius.
Dakloosheid als zorgprobleem
Wat als Thomas direct geholpen was toen hij, met drukkende schulden en een gebrek aan grip, het huis van zijn ex verliet om haar niet tot last te zijn? Wat als iemand het vertrouwen van de 16-jarige Jean Paul had gewonnen en hem richting een veilig onderkomen had begeleid? Wat als Eti niet met haar kinderen weggestuurd werd door alle instanties waar ze aanklopte? Wat als iemand had gevraagd: wat heb jij nu nodig?
Volgens Berry Pfennigwerth, belangenbehartiger bij Dakloosheid Voorbij!, zou dat veel menselijk leed en maatschappelijke kosten besparen. “Nu worden de woonproblemen overgeheveld naar de zorg, maar in de zorg hebben we ook een kapot systeem.”
Zolang de zorgvraag niet groot genoeg is, zoals tot op heden bij Eti, worden mensen niet geholpen met hun woonprobleem. Ondanks dat Eti met haar kinderen in een stacaravan woont, wordt ze ‘zelfredzaam’ geacht. Dat roept de vraag op: moeten mensen afglijden, of moet de aanpak van dakloosheid veranderen?
Dakloosheid als woonprobleem
Belangen- en actiegroepen die zich inzetten voor het beëindigen van dakloosheid roepen al jaren: ‘dakloosheid is een woonprobleem, geen zorgprobleem.’ “Inmiddels wordt erkend dat wonen dé oplossing is voor alle dakloze mensen. Dat is de gemene deler,” vertelt Jan de Vries, co-directeur van belangenorganisatie Straat Consulaat. “En een deel heeft zorg nodig en een deel meer financiële bestaanszekerheid. Maar wonen is de kern.”
Door dakloze mensen ‘daklozen’ te noemen, worden ze gereduceerd tot die ene status: hun dakloosheid. Door van ‘dakloze mensen’ te spreken proberen we dat te voorkomen. Lees hier een uitgebreidere notitie hierover.
“Het probleem is dat dakloosheid nu wordt behandeld als een symptoom, […] maar het centrale probleem is dat het je ontbreekt aan een volwaardige woonplek,” legt ook Melanie Schmit uit. Zij is medeoprichter van Housing First Nederland, een organisatie die zich inzet om het gedachtegoed en de toepassing van ‘Housing First’ te verspreiden. Volgens dit principe krijgen dakloze mensen eerst een woning en aanvullend andere hulp.
Dat is anders dan het in Nederland gangbare ‘woonladder model’. Volgens dit model moet iemand vanuit de opvang allemaal stappen doorlopen, voordat een woning in beeld komt.
Daar “is het recht op wonen iets wat je moet verdienen,” legt Pfeningwerth uit. Die woning is vervolgens voorwaardelijk aan het accepteren van zorg. Volgens Pfenningwerth berust dit op een beeld van dakloze mensen als verslaafd en overlast veroorzakend. “Je moet bewijzen dat al die vooroordelen niet op jou van toepassing zijn.” Housing First pakt dat anders aan: “De essentie is onvoorwaardelijkheid en autonomie,” aldus Schmit.
Wereldwijd wijzen onderzoeken uit dat ruim 80 procent van de dakloze mensen stabiel gehuisvest blijft, ook na langere tijd.
‘Housing first’ is een methode die in andere landen al succesvol is gebleken. Bij de eerste experimenten in de Verenigde Staten woonden 90 procent van de mensen na twee jaar nog in de woning en was er veel verbetering in hun kwaliteit van leven, vertelt Schmit. Dat is geen uitzondering: wereldwijd wijzen onderzoeken uit dat ruim 80 procent van de dakloze mensen stabiel gehuisvest blijft, ook na langere tijd. “Terwijl in het woonladder model zo’n 40 procent uitviel en opnieuw dat hele systeem werd rondgepompt.”
Opvang overslaan
Het Nationale Actieplan Dakloosheid ambieert dakloosheid in 2030 te beëindigen, noemt ‘wonen eerst’ (een variatie op ‘housing first’) en stelt van opvang naar wonen te gaan. “Maar dan staat er bij de verplichte urgentiecategorie dat het gaat om dakloze mensen die uitstromen uit de maatschappelijke opvang,” zegt de Vries gefrustreerd. “Dat bestendigt dus het hele idee dat je weer éérst in de opvang moet komen om dán urgentie te krijgen.”
“In Nederland stoppen we mensen gemiddeld dertien maanden in de maatschappelijke opvang,” vertelt wethouder Pieter Paul Slikker van Den Bosch. “Na maanden in de opvang ben je je baan kwijt, krijg je vaak psychische problemen, is je levensgeluk naar de vernieling. En daarna geven we je de sleutel van een woning en gaan we het weer een beetje proberen op te bouwen.” Slikker wil dat voorkomen en mensen direct huisvesten. “Ons streven is binnen een maand een woning, dat hebben we nog niet voor elkaar, maar wel al in drie maanden. En voor 70 procent van de inwoners die in aanmerking komen voor ‘wonen eerst’ voorkomen we inmiddels opvang.”
In Den Bosch kom je in aanmerking voor ‘wonen eerst’ als je dakloos raakt en via de WMO (Wet Maatschappelijke Opvang) recht zou hebben op opvang. Dat is net wat anders dan de breder verspreide projecten met de naam ‘housing first’; die richten zich op mensen die langdurig dakloos zijn, vaak uitstromen uit de opvang en een grotere hulpvraag hebben (ontwikkeld). Voor beiden heb je nog wel een WMO-indicatie nodig.
Stigma’s en schaamte
Na vier jaar zonder vaste woonplek kreeg de 52-jarige Saskia zo’n indicatie door “levensbedreigende” gezondheidsklachten. Deze WMO-indicatie, in combinatie met de noodzaak om zorg te verlenen aan haar zorgintensieve dochter, gaf Saskia toegang tot een Housing First project in de gemeente Delft. Tussen haar indicatie en huissleutels zaten nog acht en een halve maand.
Alhoewel dolblij met haar eigen plek, schrok ze van haar contract. De acceptatie van een zorgtraject werd een voorwaarde voor haar tijdelijke huurcontract. Saskia’s contract kan bovendien ontbonden worden als ze anderen tot last is en een van de vele bepalingen breekt. Volgens haar contract mag ze bijvoorbeeld niet ‘slaan met deuren’, wiet roken in haar eigen tuin of ‘het onnodig lang in stilte (boos) aankijken van omwonenden’.
Volgens Schmit van Housing First Nederland zijn dit soort contractbepalingen “stigmatiserend,” maar niet ongebruikelijk: “ik heb al veel varianten voorbij zien komen.” “Er wordt heel veel geredeneerd vanuit angst in plaats van vanuit vertrouwen, dat is ook onbekendheid,” legt Schmit uit. Aan de grondslag daarvan liggen volgens haar vooroordelen over dakloze mensen, “dat stigma is echt extreem hardnekkig,” en de “risicomijdende natuur van woningcorporaties.”
Stigma’s over dakloze mensen vertalen zich volgens Pfennigwerth naar schaamte, waardoor mensen zonder woning het gevoel hebben dat ze zélf gefaald hebben. “Schaamte is denk ik de belangrijkste belemmering bij het betrekken van mensen in onze beweging.”
ETHOS als sleutel
De Vries ziet ETHOS als een sleutel om de oude kijk op dakloosheid te doorbreken. “Het mooie aan ETHOS is dat het een hele mensenrechtelijke definitie geeft [….] Dakloosheid wordt gedefinieerd als het ontbreken van volwaardige huisvesting […] En huisvesting is niet alleen die vier muren en dat dak maar het is een plek waar je in waardigheid, vredig en veilig kunt leven.”
Dat mensenrechtenperspectief gaf ook Eti kracht. Ze realiseerde zich dat niet zij had gefaald, maar dat het systeem faalt in het waarborgen van haar rechten en die van haar kinderen.
Een brede coalitie van meer dan 60 maatschappelijke organisaties zet zich in voor woningurgentie voor alle dakloze mensen volgens ETHOS-light. Waaronder mensen zonder woning én zonder WMO-indicatie. Housing First Nederland van Schmit is een van de kartrekkers: “Als dit [eerst een woning] voor de allerzwaarste groep de meest effectieve oplossing is. Kan je je voorstellen wat het voor mensen betekent die dakloos zijn en enkel lichte ondersteuning nodig hebben?”
Heb jij een verhaal, ideeën, tip of lead die je wilt delen? Dan kun je contact opnemen met jeske@momusmedia.nl en larabillie@momusmedia.nl
Dit onderzoek is tot stand gekomen met steun van het Journalismfund Europe en ondersteund met mentoring vanuit Transitions.
Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.
Of doneer eenmalig:
Een einde aan dakloosheid
Steeds meer mensen worden dakloos. Zowel qua aantal, als qua diversiteit neemt de groep toe. Dakloosheid is het meest ernstige gevolg van de wooncrisis en de grootste schending van het recht op wonen. Daarom onderzoekt Momus de komende maanden: (hoe) kan dakloosheid beëindigd worden? Dit doen we in een Europese samenwerking en met een oplossingsgerichte bril.

Beeld van Kansfonds gemaakt door Linelle Deunk
We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Een einde aan dakloosheid.
Stel je voor; je hebt een liefdevolle relatie, twee kinderen waar je alles voor over hebt en een thuis waar je samen leeft. Een van je kinderen heeft intensieve zorg nodig. Zonder twijfel geven jij en je partner die zorg. Maar dat vraagt veel energie. En na jaren drukt de informele zorg zwaar op je huwelijk. Met je partner kom je tot de verdrietige conclusie dat de combinatie niet meer houdbaar is. Om jullie rol als ouders goed te kunnen vervullen, besluiten jullie te scheiden.
De hoop is dat apart leven de lucht en ruimte geeft om op te laden. Maar daarvoor heb jij wel een eigen woonplek nodig. Die vinden in de buurt van je zorgbehoevende kind, blijkt een onmogelijke opgave.
‘Mijn dakloosheid begon zoals bij heel veel mensen met een scheiding,’ vertelt Saskia (52 jaar), een zorgondernemer en verpleegkundige. Deze situatieschets was haar realiteit.
In de jaren die volgden verbleef Saskia onder andere in een chalet op een vakantiepark, in een caravan op een camping, bij vakantieboerderijen van vrienden en zelfs in de personeelskamer van een zorginstelling. Saskia had ondernemingsdrift en een groot netwerk. Telkens als ze zonder verblijfsplek of geld kwam te zitten – ‘daklooosheid is duur’ – deelde ze een oproep en schoten mensen te hulp.
Ondanks haar netwerk en doorzettingsvermogen bleef Saskia dakloos. Ze had niet het kapitaal om zelfstandig een woning te bemachtigen, een woningurgentie kreeg ze niet – ‘scheiding is een eigen keuze en dus geen reden’ – en zorgpartijen hielpen haar niet verder met haar woonvraag.
Berry Pfennigwerth, belangenbehartiger bij de landelijke coalitie Dakloosheid Voorbij!, herkent de ervaring die Saskia schetst. ‘Als je vooral een woonprobleem hebt, wordt je als zelfredzaam gezien en niet geholpen.’ Pas als je zorgvraag groeit tot je niet meer ‘zelfredzaam’ bent, kun je hulp krijgen. Dat is volgens hem geregeld een kwestie van tijd: ‘Hoe langer het duurt voor je geholpen wordt, hoe groter je problemen worden.’ De gevolgen daarvan? ‘De maatschappelijke kosten lopen op en mensen gaan kapot.’
Saskia heeft gezien hoe dakloze mensen met het label ‘zelfredzaam’, juist in afhankelijkheidsposities terechtkomen; zowel van een bureaucratisch systeem als van andere mensen. Sommige daarvan helpen je, terwijl anderen misbruik maken van je kwetsbare situatie.
Zo leerde zij vrouwen kennen die bij een aggresieve partner bleven of seksuele handelingen verichten voor overnachtingen. ‘Die afhankelijkheidsrelaties zijn denk ik het allerzwaarste van het dakloos zijn,’ vertelt Saskia. Dat en ‘de ontmenselijking die je meemaakt.’
Die ontmenselijking ervaarde zij in het zorgstelsel en de gemeentelijke bureaucratie, waarin ze telkens vastliep; ‘Je wordt van het kastje naar de muur gestuurd.’ Saskia legt uit dat er niet naar de persoon wordt gekeken, maar naar de kaders van procedures en regels. ‘Ik werd niet gehoord [….] Die bureaucratie is echt slopend,’ vertelt ze daarover. Toch hield ze vol. Stapels multomappen met documentatie heeft ze daarvoor aangelegd.
Onlangs heeft Saskia een woning via ‘Housing First Delft’ gekregen, nadat ze, zoals ze het zelf omschrijft, ‘levensbedreigende gezondheidsklachten had ontwikkeld’. Jaarlijks heeft dit programma vijftien woningen beschikbaar voor mensen die langdurig dak- of thuisloos zijn. De verhuur loopt via een zorginstantie en gaat gepaard met een lange lijst regels en voorwaarden. Als Saskia deze breekt, kan ze de woning kwijtraken of wordt haar tijdelijke huurcontract van twee jaar niet verlengd.
Een korte greep:
Huurder zal in ieder geval:
- niet slaan met deuren en niet schreeuwen;
- geen intimiderend en/of bedreigend gedrag vertonen, zoals het onnodig lang in stilte (boos) aankijken van omwonenden;
- geen wiet (of vergelijkbare producten) roken/gebruiken op plekken waarmee hij omwonenden tot last kan zijn, zoals de (voor- en achter)tuin of in het complex.
‘Toen ik dit allemaal las dacht ik “My goodness, ik word behandeld als een beest. Waarom?” Ik bedoel, ik word behandeld als een veroordeelde, terwijl ik nog nooit een veroordeling heb gehad […] Ik was er echt emotioneel door geraakt.’ Terwijl ze op het punt stond jaren van dakloosheid te doorbreken, kreeg Saskia alsnog het gevoel dat ze ‘een woning moet verdienen,’ in plaats van dat ook zij recht heeft op een veilig thuis.
Daarmee wijst Saskia naar een belangrijk paradigma dat dakloosheid in stand houdt en dat Berry Pfennigwerth omschrijft als ‘meritocratie’; het idee dat succes een keuze is. ‘Alles wat je krijgt, heb je verdiend. En als je niet krijgt wat je denkt te verdienen, heb je gewoon niet hard genoeg gewerkt. Dat is natuurlijk onzin.’
Deel dit met anderen
Volgens Pfennigwerth verbloemt deze aanname structurele problemen, die ingebouwd zijn in ons economisch en maatschappelijk systeem. Zoals de financiële prikkels die woningen voor veel mensen onbetaalbaar maken en het enorme woningtekort waardoor er niet voor iedereen een woning is. Het idee van ‘eigen schuld of eigen verdienste’ staat volgens hem oplossingen voor dakloosheid in de weg. Mensen worden niet of laat geholpen. Als ze überhaupt al om hulp durven te vragen. Het verhaal van ‘eigen schuld’ leidt namelijk ook tot schaamte, waardoor mensen zich stilhouden.
Om dat taboe te doorbreken voerde Dakloosheid Voorbij! de campagne ‘De schaamte voorbij’, waarin vrouwen hun verhaal over dakloosheid deelden. Aansluitend riep de organisatie op tot woningurgentie voor álle dakloze mensen, met de campagne ‘Open de deur’ Deze campagne had als doel het wettelijk verankeren van woningurgentie voor alle mensen die volgens de ETHOS-Light classificatie dakloos zijn.. De Tweede Kamer stemde enkel in met urgentie voor dakloze ouders met kinderen, en trok die van statushouders zelfs in De Wet Versterking Regie Volkshuisvesting is op 3 juli behandeld in de Tweede Kamer. Er waren twee amendementen ingediend om woningurgentie voor alle dakloze mensen volgens de ETHOS-light classificatie te regelen. Een derde ging over urgentie voor dakloze gezinnen met kinderen. Alleen dit amendement kreeg voldoende steun in de Tweede Kamer. .
Dakloosheid Voorbij! blijft zich inzetten voor woningen voor alle dakloze mensen. En Saskia en andere (voormalig) dakloze mensen die wij spraken delen daarvoor hun eigen verhaal. Het doorbreken van de stilte, stereotypen en stigma’s zijn volgens hen belangrijke stappen om dakloosheid te kunnen beëindigen.
Heb jij een verhaal, ideeën, tip of lead die je wilt delen? Dan kun je contact opnemen met jeske@momusmedia.nl en larabillie@momusmedia.nl
Dit onderzoek is tot stand gekomen met steun van het Journalismfund Europe en ondersteund met mentoring vanuit Transitions.
Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.
Of doneer eenmalig:
Een einde aan dakloosheid
Steeds meer mensen worden dakloos. Zowel qua aantal, als qua diversiteit neemt de groep toe. Dakloosheid is het meest ernstige gevolg van de wooncrisis en de grootste schending van het recht op wonen. Daarom onderzoekt Momus de komende maanden: (hoe) kan dakloosheid beëindigd worden? Dit doen we in een Europese samenwerking en met een oplossingsgerichte bril.

Beeld: Eveline van Egdom / Straat Consulaat (bewerkt)
We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Woonproof.
“Je mag mijn verhaal vertellen, als ik maar niet met mijn naam in de media kom of herkenbaar in beeld.” Voor me staat een jonge man die eruitziet alsof hij ieder moment naar een afspraak bij een marketingbureau kan vertrekken. Ik noem hem Dries, maar dat is niet zijn echte naam. Zijn verhaal is er een van verdwalen en terugkeren, van niet meer willen bestaan in het zicht van je familie, van opkrabbelen onder een schuilnaam.
Hij draagt een rode trui, zwarte spijkerbroek en een hippe bril. Zijn handen diep in zijn zakken, zijn houding nonchalant maar zijn ogen blijven alert. “Mijn tanden heb ik laten doen, nu durf ik weer te lachen.” Zijn grijns is breed en voorzichtig tegelijk.
Dries belandde vijf jaar geleden op straat. Hij had geen huis, geen vast adres, geen eigen plek. Eerst sliep hij op de bank bij vrienden. Tot ook die deuren dicht gingen. “Toen werd het elke dag slechter.” De daklozenopvang zat vol. Hij zette een tentje op in het Haagse Bos, tussen de bomen, tussen de anderen die nergens meer thuishoren. “Het ging niet goed met mij.” Ik knik. Zeg dat ik het begrijp als hij anoniem wil blijven. Geef hem een hand. Zijn handdruk is stevig.
Dries begon niet in een tent in het Haagse Bos. Net als veel anderen sliep hij eerst bij vrienden op de bank, onzichtbaar voor het systeem.
Dries begon niet in een tent in het Haagse Bos. Net als veel anderen sliep hij eerst bij vrienden op de bank, onzichtbaar voor het systeem. Pas toen dat ophield was zijn dakloosheid zichtbaar en toch werd hij niet geholpen, omdat hij geen zorgvraag had. De ETHOS-light telling, die we eerder beschreven in deze publicatie en in dit journalistieke onderzoek, laat zien hoe beperkt beleidsmakers en instanties dakloosheid nog altijd benaderen: vooral via zorg en opvang, zelden als een woonprobleem. In de ETHOS-light definitie staat het ontbreken van adequate huisvesting centraal. Daarmee verschuift het perspectief van de individuele zorgbehoefte naar een structureel huisvestingsprobleem. En dat is nodig. Want pas als je weet wie je mist, kun je ook iets voor deze mensen betekenen. Beleid begint bij een goede definitie van het probleem.
In het oudste buurtcentrum van Nederland, een hoekig laag bakstenen gebouw in het hart van de Haagse Schilderswijk, wordt koffie geschonken en liggen plakken cake voor ons klaar. We zijn bij de bijeenkomst Aanpak Dakloosheid, georganiseerd door de H5-regio (Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Wassenaar, Zoetermeer). Ik ben er samen met mijn collega Pepijn om kennis te maken en vooral om te luisteren. We zitten wat onwennig in de grote zaal, die lijkt op de aula van een school, met oranje linoleum op de vloer en een hoog plafond. Overal staan verrijdbare borden vol post-its: geel, blauw, roze. En veelbelovende zinnen met een dikke zwarte stift opgetekend: “Voor iedereen een passende plek” en ik lees: “Wie doet wat voor wie?”. Ik weet niet of het met eigen cynisme is of een soort wanhoop, maar ik vraag me af waarom dit überhaupt nog opgeschreven moet worden. Weten ze dat niet? Wie wat doet voor wie?
De zaal zit behoorlijk vol, er is veel belangstelling voor deze bijeenkomst in Den Haag. We spreken met allerlei betrokkenen, mensen die werken bij wooncorporaties, zorginstanties, de gemeente. We horen van belangenbehartigers en voormalig dakloze mensen. In aparte ruimtes wordt gebreakout, groepen brainstormen met elkaar over het aanpakken van dakloosheid. Ik vraag me af waarom de inzet het aanpakken van dakloosheid is en niet het beëindigen ervan. Want dat is de ambitie van de landelijke overheid, het beëindigen van dakloosheid in 2030.

Beeld: Lara Billie Rense
Veel cijfers zijn bekend. Het aantal sociale huurwoningen daalt, wachttijden stijgen. In onder meer Den Haag is de situatie schrijnend. De opvang zit vol, zelfs daarvoor bestaat nu een wachtlijst. Alleen als je er heel slecht aan toe bent, en dat is een rekbaar begrip, kom je er misschien nog tussen. Mensen als Dries verdwijnen in een tent in de struiken, op de achterbank van hun auto, in een garagebox, bij mensen op de bank, in een slaapzak op straat onder een viaduct of in een portiek.
“Een jaar geleden lag hij nog in het bos.” Fabian Weergang zegt het, en kijkt naar Dries. “Ik was goed verwilderd,” zegt Dries zelf, en grijnst opnieuw. “Op een gegeven moment dacht ik: is dit mijn leven? Blijf ik hier gewoon, in dit bos, tussen de anderen?” Weergang weet hoe het voelt. Hij was zelf ooit dakloos. Hij richtte stichting Devjo op, een plek om ervoor te zorgen dat mensen kunnen bijkomen. Zijn aanpak is ongefundeerd in beleid en onderzoek, maar voelbaar effectief. “Fingerspitzengefühl,” noemt hij het.
Dries kwam via via bij hem terecht. Eerst rust. Een hotel. Vier sterren, bad, ontbijtbuffet, lunchpakket. Niet als beloning, maar als noodzakelijke voorwaarde om weer tot zichzelf te komen. Daarna: werk in de wijk. Verantwoordelijkheid. Vertrouwen. “Toen ben ik meteen van alles aan mezelf gaan doen,” zegt hij. “Een bril. Mijn tanden. En ik heb weer contact gezocht met mijn familie.”
Wat steeds terugkeert in deze verhalen is het moment waarop mensen zichzelf opgeven. Niet omdat ze willen, maar omdat niemand hen eraan herinnert dat ze ertoe doen. Het zelfstigma, zegt Jan de Vries van het Straat Consulaat. “Als iedereen zegt dat je niks waard bent, ga je ernaar leven.”
Als iedereen zegt dat je niks waard bent, ga je ernaar leven.
Onderzoeker Nienke Boesveldt heeft het over “aangeleerde hulpeloosheid”. In haar onderzoek naar Den Haag blijkt dat mensen te lang in de opvang blijven, ook tegen hun zin. Dat instellingen elkaar in de weg zitten. Dat ‘Wonen Eerst’ alleen op papier bestaat. En dat de woningen die vrijkomen vaak te groot en te duur zijn voor wie ze nodig heeft. “Mijn kaarsje dooft uit,” zegt een van de respondenten in haar rapport. En dat is wat met mensen gebeurt als ze geen thuis hebben en perspectief uitblijft.
We horen gesprekken aan over hulp, maar ik hoor ook hoe snel het over controle gaat. Over beweging in een dossier, terwijl het voor een dakloos persoon nog altijd stilstand betekent. Programmamanager Aanpak Dakloosheid Theanne van Schaik erkent dat er meer woonambitie nodig is. Helaas zet de gemeente voorlopig in op kortetermijnoplossingen. “Voordat iedereen een zelfstandige passende woonplek heeft, gaan we ons toch richten op meer tijdelijke plekken in Den Haag.”’ Schuldbewust vervolgt Van Schaik dat het niet is wat ze eigenlijk wil. “Je wil niet dat mensen vanuit kwetsbaarheid naar andere kwetsbare situaties gaan.” Maar toch gebeurt het. Je zou eigenlijk willen dat wethouders Wonen van de regiogemeenten meedoen met deze brainstormsessies, zodat duidelijk wordt of het überhaupt lukt om gestelde bouw- en woonplannen waar te maken. Uit de cijfers blijkt namelijk dat het zeer moeizaam gaat.
Deel dit met anderen
Berry Pfennigwerth van Dakloosheid Voorbij! eindigt een van de sessies met een kritische noot: “Als we niets doen aan de schaarste van woningen is alles wat we hier bespreken zinloos.” Je voelt dat eigenlijk iedereen dit weet, de stilte die volgt spreekt boekdelen. Er is veel goede wil, maar het gaat allemaal erg langzaam. En als Wonen Eerst alleen een doelstelling op papier is, zoals Boesveldt stelt, komt de regio geen steek verder.
Ik moet denken aan het voorbeeld van Devjo, hoe het van onderop wel lukt om mensen echt te helpen. Met veel moeite want Weergang houdt de organisatie amper overeind in zijn eentje. Maar hoe ze bij Devjo omgaan met dakloze mensen is hoopgevend. Ze leren mensen kennen zodat ze weten wat iemands kwaliteiten zijn, om ze vervolgens te helpen met een woning. En de buurt wordt betrokken, samen met de woningcorporatie Haag Wonen. Jan van Oosten, projectleider Maatschappelijk Opvang in Den Haag, hielp Weergang met de naam, het werd: Welcome in my backyard, van verzet naar een uitnodiging. En geen intakeformulieren, maar kennismaken. Een hand op een schouder in plaats van een protocol. “We moeten het samen doen,” zegt Weergang. Hij heeft gelijk. Maar dat samen gebeurt in Den Haag nog veel te weinig wordt ons duidelijk deze ochtend.
Dries woont nu in een voormalig 55+ complex, dankzij Haag Wonen en de inspanningen van Devjo.
Dries woont nu in een voormalig 55+ complex, dankzij Haag Wonen en de inspanningen van Devjo. Hij helpt in het buurthuis en loopt rondes voor de veiligheid. “Er waren problemen met insluipers, dakloze mensen zochten een schuilplaats. Ik ben met ze gaan praten en dat heeft geholpen.” Je moet dus wel iets extra’s doen om erbij te horen in dit project. Iets teruggeven. Meer dan mensen met een regulier huurcontract ooit hoeven doen. Maar Dries doet het graag én hij krijgt honderd euro huurkorting. ‘Als mensen dit willen kan het een uitkomst zijn’, zegt Jan de Vries. ‘Stel je hebt groene vingers en je kunt in een binnentuin wonen en het groen verzorgen, dan is dat mooi toch?’
Dries is inmiddels niet meer weg te denken uit de buurt. De bewoners begonnen hem te vertrouwen toen ze hem als persoon zagen. “Het zijn niet de mensen in een dakloze situatie die het probleem zijn,” zei iemand laatst nog, “de dakloosheid is het probleem.”
De echte naam van Dries uit dit stuk is bij ons bekend.
Heb je ideeën over hoe dakloosheid kan worden beëindigd? Deel het met ons: pepijn@momusmedia.nl en larabillie@momusmedia.nl
Iedere gemeente is weer anders. In Utrecht heeft de gemeenteraad ingestemd met een plan van de PvdA: Dakloze mensen die niet in de maatschappelijke opvang zitten krijgen vanaf 2026 voorrang bij sociale huurwoningen. Daar zitten ook gezinnen met kinderen en alleenstaande moeders bij. En in Den Bosch hebben ze hier al voor gekozen. Het doel is om de opvang grotendeels te sluiten. Directeur van de maatschappelijke opvang Thijs Honig, in Trouw: “Van deze uitzichtloze opvang wordt niemand beter.”
Nienke Boesveldt haalt in het AD het voorbeeld van Finland aan: “Daar lukte het binnen tien jaar om langdurige dakloosheid terug te dringen van 20.000 naar 3000 mensen. Dat lukte met de van oorsprong Amerikaanse ‘Housing First’-aanpak: eerst een huis, en vanuit die rust verder met eventuele hulpverlening.” En interessant: in dat artikel wordt gesteld dat je zo niet alleen veel persoonlijk leed voorkomt, het scheelt ook geld. PvdA raadslid Ilse Raaijmakers in Utrecht: “Je bespaart op de lange termijn op dure medische en psychische hulp, en op maatschappelijke opvang.” Woningbouwexpert Peter Boelhouwers beaamt dat: “Het is absoluut kostenbesparend. Ook dat weten we uit Finland en de VS.”
Uit cijfers van woningcorporatie Portaal in Utrecht blijkt verder dat 60% van de mensen in Utrecht die bij hen een huis krijgen, al een andere woning heeft. De PvdA wil daarom nu dat die mensen minder urgentie krijgen dan mensen die nog geen thuis hebben.
Wat vind jij van deze plannen? Laat het ons weten.
Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.
Of doneer eenmalig:
Een einde aan dakloosheid
Steeds meer mensen worden dakloos. Zowel qua aantal, als qua diversiteit neemt de groep toe. Dakloosheid is het meest ernstige gevolg van de wooncrisis en de grootste schending van het recht op wonen. Daarom onderzoekt Momus de komende maanden: (hoe) kan dakloosheid beëindigd worden? Dit doen we in een Europese samenwerking en met een oplossingsgerichte bril.
Woonproof
Van harde cijfers tot persoonlijke verhalen, geschiedenis en toekomst. In dit dossier duikt Momus in een van de grootste uitdagingen van deze tijd: Wat moet er gebeuren om betaalbaar en gezond wonen voor iedereen bereikbaar te maken? Hoe maken we Nederland weer woonproof?

Lara Billie Rense (links) en Pepijn Smit (rechts)
We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Woonproof.
Wie telt mee als het om wonen gaat?
Thuiskomen lijkt vanzelfsprekend, maar voor steeds meer mensen in Nederland is dat niet het geval. Dakloosheid neemt toe, mede door een tekort aan betaalbare, passende en leefbare woningen. Mensen slapen noodgedwongen bij vrienden, op vakantieparken of zelfs op straat. De wooncrisis raakt steeds meer mensen en hun kinderen.
Om hier verandering in te brengen, werken wij, impactmakers Lara Billie Rense en Pepijn Smit, de komende tijd mee aan het project Woonproof van Momus. Wij ontwikkelen een impact strategie rond verhalen over dakloosheid, met als doel om een maatschappelijke verandering teweeg te brengen. Wij hopen de verhalen van Momus verder te brengen, mogelijke oplossingen dichterbij te halen en echt iets te veranderen.
Wie zijn wij? Lees hier meer over ons

Lara Billie Rense
✉️larabillie@momusmedia.nl
Presentator en journalist Lara Billie Rense stond jarenlang aan de frontlinie van het nieuws, onder andere bij de NOS voor NPO Radio 1 bij BNR Nieuwsradio. Na een periode van bezinning onderzoekt Lara Billie hoe journalistiek weer in dienst kan staan van de samenleving. ‘Distantie is een kernwaarde onder journalisten, maar dat idee heeft bijgedragen aan een groeiende kloof tussen media en publiek.’ Bij Momus zoekt Lara Billie naar vormen van vertellen die verbinden, zonder de werkelijkheid te versimpelen. ‘Mijn uitgangspunt daarbij is radicale empathie en nieuwsgierigheid, met oog voor mensen die buiten het blikveld van traditionele media vallen.’

Pepijn Smit
✉️pepijn@momusmedia.nl
In het werk van theater- en impactmaker Pepijn Smit staat de zoektocht naar hoe we nu samenleven centraal. In theatervoorstellingen, podcasts, documentaires en spellen is hij bezig om de kloof tussen kansarm en kansrijk te dichten. Onvertelde verhalen en onderbelichte perspectieven liggen hier aan de basis. Bij Momus ontwikkelen Lara Billie Rense en Pepijn een impactstrategie rondom het woondossier en onderzoeken zij hoe betaalbaar en gezond wonen toegankelijk voor iedereen kan worden.
Het probleem
Dakloosheid betekent veel meer dan geen dak boven je hoofd hebben. Het is een vorm van sociale uitsluiting, die diepe sporen nalaat in het leven van mensen. Het systeem in Nederland doet onvoldoende om dit te voorkomen: het is gericht op opvang via een zorgbril, waardoor mensen pas als dakloos worden erkend als ze ernstige psychische of verslavingsproblemen hebben. Hierdoor blijft een grote groep onzichtbaar.
De huidige definitie van dakloosheid is bovendien te beperkt. Veel mensen zonder vast verblijfadres, waaronder jongeren, vrouwen of mensen die bij bekenden overnachten, worden niet meegeteld. En velen melden zich niet als ‘dakloos’ omdat er geen hulp geboden wordt en uit schaamte om als dakloos persoon bestempeld te worden. De gevolgen zijn ernstig: zonder een stabiele woonplek is het moeilijk om te werken, studeren of simpelweg deel te nemen aan de samenleving.
Deel dit met anderen
De afgelopen tijd hebben we samen met Momus al veel onderzoek gedaan. We lazen tal van boeken, interviews en artikelen, zagen documentaires en voerden gesprekken met betrokkenen. De verhalen die we horen maken indruk. En de mate van betrokkenheid bij sommige wooncorporaties en belangenbehartigers ook. We zijn nog lang niet klaar, maar we hebben al wel wat hypotheses en vragen kunnen formuleren die we graag met jullie delen.
Waarom blijven problemen bestaan?
- Beleid en cijfers sluiten niet aan op de werkelijkheid
Beleidsmakers baseren hun strategieën op onvolledige data van het CBS, dat een beperkt beeld van dakloosheid geeft. Dit leidt tot verkeerde aannames en ontoereikend beleid. - Dakloosheid is niet alleen een zorgprobleem
De huidige aanpak gaat te veel uit van individuele zorgbehoeftes, terwijl de kern vaak ligt in structurele woonongelijkheid en armoede. Mensen worden pas geholpen als hun zorgvraag groot genoeg is. Dat bestendigt het probleem. - De stem van mensen zonder woning wordt niet gehoord
Woningzoekenden en dakloze mensen zijn vaak afwezig in politieke en beleidsmatige besluitvorming. Er is weinig ruimte of tijd om zich uit te spreken of om het systeem uit te dagen. - Stigma staat oplossingen in de weg
Dakloosheid is omgeven door schaamte en stereotypen, waardoor het lastig is om open het gesprek te voeren. De angst voor ‘de dakloze medemens’ belemmert ook sociale acceptatie.
Verandering is mogelijk
Een andere kijk op dakloosheid is dringend nodig. Daarvoor zijn onder meer de volgende inzichten en veranderingen belangrijk:
- Gebruik van de Ethos-light telling
Deze Europese methodiek biedt een bredere, meer inclusieve definitie van dakloosheid. Gemeenten als Den Bosch en Den Haag zijn ermee gestart. De resultaten tonen een diverser beeld van wie er daadwerkelijk dakloos is, inclusief vrouwen, jongeren en gezinnen. - Wonen als mensenrecht
Wonen moet worden erkend als fundamenteel recht. Vanuit die basis kunnen beleid en ondersteuning anders ingericht worden. ‘Wonen eerst’ moet het uitgangspunt zijn: eerst een huis, dan pas ondersteuning waar nodig. - Voorbeelden van hoopvolle aanpakken
In Den Bosch is bijvoorbeeld succesvol een werkwijze ingevoerd waarbij mensen binnen drie weken zicht hebben op een zelfstandige huurwoning. Dit model, gebaseerd op vertrouwen en het recht op wonen, biedt inspiratie. - Herwaardering van volkshuisvesting
Decennia van marktwerking hebben geleid tot een wooncrisis. De terugkeer van volkshuisvesting – waarbij het belang van de samenleving voorop staat, niet winst – is essentieel. Er is een politieke herbezinning nodig op de rol van de overheid in de woningmarkt.
Vanuit deze inzichten ontwikkelen wij de komende tijd een impactstrategie. Wij stellen ervaringsdeskundigen, beleidsmakers, zorgverleners, woningcorporaties, burgers en onszelf de vragen: Waarom zijn betaalbare en gezonde woningen onbereikbaar voor zovelen? Wie zijn de mensen achter de cijfers? En wie telt niet mee? Welke structurele barrières houden verandering tegen? Hoe kunnen we beleidsmakers, woningcorporaties en burgers mobiliseren? En wat moet er veranderen aan het systeem dat nu tekortschiet in medemenselijkheid?
De wooncrisis is geen natuurverschijnsel, maar het resultaat van politieke keuzes.
Door met Momus verhalen te verzamelen en te ontsluiten, hopen wij het publiek bewust te maken van de diepere oorzaken en gevolgen van de wooncrisis. De uitkomst van de Ethos-light telling zal hierin een krachtig middel zijn: het brengt de realiteit beter in beeld en helpt bij het bestrijden van het stigma. Vervolgens gaan wij ons richten op een impact strategie: hiervoor ontwikkelen wij strategische acties (dit kan in allerlei vormen: van workshops voor community builders om buurten mee te krijgen in de permanente huisvesting van mensen uit de maatschappelijke opvang tot meet-ups voor woningcorporaties en afdeling Wonen van gemeenten) waarin wij de mensen die aan de knoppen zitten stimuleren om het (radicaal) anders te doen. Het biedt een kans om de ambitie van het Nationaal Actieplan Dakloosheid – een einde aan dakloosheid in 2030 – waar te maken.
De wooncrisis is geen natuurverschijnsel, maar het resultaat van politieke keuzes. Dat betekent ook dat het anders kan. Dat willen wij laten zien in onze impact strategie: er is perspectief op verandering door de stem van mensen zonder thuis te laten horen, dak- en thuisloze mensen uit de onzichtbaarheid te halen, woonrecht te erkennen en samenwerking centraal te stellen.
We zijn er nog lang niet, dus aanvullingen en verbeteringen zijn van harte welkom. En misschien ben je het wel helemaal niet eens met bepaalde aannames die we doen, laat het ons weten. We kunnen jullie hulp goed gebruiken. Structurele verandering komt alleen tot stand als je samenwerkt. Mail naar larabillie@momusmedia.nl of pepijn@momusmedia.nl.
Onderzochte bronnen tot nu toe
- Artikelen van Jeske Jongerius en Merel de Buck in het Woonproof dossier
- Bewonerservaringen opgetekend door Momus.
- Hoe Utrecht ‘Wenen aan de Vecht’ zou worden
- Leefbaarder voor wie?
- Scheurkalender woningzoekenden
- Gesprekken betrokkenen: Straat Consulaat, Kansfonds, corporaties, straatverpleegkundige, Woonbond, beleidsmedewerkers,
- Interviews oa: Ethos telling in Den Haag, Den Haag FM, 12 april 2025,
- Documentaires oa: ‘Het kleine huis in de stad’, Kruispunt 16 maart 2025, ‘De Verkrotte Droom’, Femke en Ilze van Velzen voor BNNVara.
- Boeken oa: Uitgewoond, Cody Hochstenbach, 2022; Van wie is de stad, Floor Milikowski, 2018
- Plannen, rapportages, publicaties en adviezen: Raad Volksgezondheid en Samenleving, College voor de Rechten van de Mens; Nationaal actieplan dakloosheid: Eerst een Thuis; Voortgangsrapportage Aanpak dakloosheid 2023-2030, 11 juni 2024, Nienke Boesveldt, 2024, UvA
Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.
Of doneer eenmalig:
Een einde aan dakloosheid
Steeds meer mensen worden dakloos. Zowel qua aantal, als qua diversiteit neemt de groep toe. Dakloosheid is het meest ernstige gevolg van de wooncrisis en de grootste schending van het recht op wonen. Daarom onderzoekt Momus de komende maanden: (hoe) kan dakloosheid beëindigd worden? Dit doen we in een Europese samenwerking en met een oplossingsgerichte bril.
Woonproof
Van harde cijfers tot persoonlijke verhalen, geschiedenis en toekomst. In dit dossier duikt Momus in een van de grootste uitdagingen van deze tijd: Wat moet er gebeuren om betaalbaar en gezond wonen voor iedereen bereikbaar te maken? Hoe maken we Nederland weer woonproof?

Beeld van Kansfonds gemaakt door Linelle Deunk
We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Een einde aan dakloosheid.
“Ik heb ook anderhalf jaar geen vaste woonplek gehad.” We zijn ruim een uur in het interview als ik het tóch deel.
‘We’ zijn onderzoekers Lara Billie Rense en ik, Jeske Jongerius, en onze geïnterviewde is de straatverpleegkundige Trudy. Lara Billie en ik spreken haar voor ons onderzoek naar dakloosheid. We zitten op een terras aan het Buitenhof waar we een stevige wind trotseren.
Trudy’s reactie, een warme blik en de woorden “ach kind,” is compassievol. Wat kenmerkend is voor deze vrouw, die medische zorg en steun verleent aan dakloze mensen in Den Haag. “Maar ik beschouwde mezelf niet per se al dakloos,” vertel ik verder. “Toch was je het eigenlijk wel,” vult Trudy aan.
Dan opent ook Trudy een onverwacht boekje: “ik heb een tijd met m’n kind bij mijn broer gewoond.” We vragen haar: “Beschouwde jij jezelf toen als dakloos?” “Nee,” antwoordt ze. “Ik beschouwde het als tijdelijk. Maar met de kennis van nu, weet ik dat ik dat eigenlijk wel was.” “Zou je het nu dan wel zo noemen?” vragen we. “Nee […]. Daar rust toch te veel stigma op. Te veel schaamte.”
Wie telt mee?
Het is een ogenschijnlijk klein moment, tussen de regels van een anderhalf uur durend gesprek. Toch het zegt veel over hoe we in Nederland dakloosheid zien en definiëren. Precies dat is onderdeel van ons onderzoek de komende maanden. We verkennen wat een inclusieve aanpak van dakloosheid inhoudt. Ons startpunt is: begrijpen wie én wat in Nederland telt als dakloos. Letterlijk. We onderzoeken namelijk een nieuwe methode om dakloosheid in kaart te brengen, Ethos-light, die een heel ander beeld en cijfer geeft dan de schattingen van het CBS.
Aan de basis van Ethos-light ligt een definitie van dakloosheid die het gebrek aan adequate huisvesting centraal stelt. Dat klinkt logisch, toch is het een grote verandering ten opzichte van het het huidige dakloosheidbeleid. Daarin is namelijk niet iemands gebrek aan een woonplek leidend, maar iemands zorgvraag. Dit betekent dat je pas hulp kunt krijgen, als er medische nood is. Alleen dan ben je ‘dakloos genoeg’. Zonder intensieve zorgvraag krijg je de stempel ‘zelfredzaam’, en moet je het dus zelf zien te redden, ook zonder verblijfsplek.
De vraag wie ‘dakloos genoeg’ is om hulp te krijgen, speelt een grote rol in Trudy’s werk. Als straatverpleegkundige adviseert zij bij wie de medische noodzaak zó groot is, dat ze een plekje in de opvang krijgen. “Dat is heel uiteenlopend, het kan iemand zijn die een hartinfarct heeft gehad, maar ook iemand die diabetes heeft en voor de insuline een koelkast nodig heeft.” Zo iemand komt dan op de wachtlijst voor de noodopvang.
Zorgen voor woonrecht
“In Den Haag is de wachtlijst voor de noodopvang nu al maandenlang en dat loopt alsmaar op,” vertelt Jan de Vries, co-directeur van belangen- en hulporganisatie het Straat Consulaat. En mensen zonder medische nood? Die worden daar niet eens op geplaatst. Dit is kenmerkend voor de Nederlandse aanpak, zegt De Vries: “dakloosheid wordt behandeld als een zorgprobleem.”
Volgens De Vries is dat om meerdere redenen problematisch. Om er een paar te noemen; je creëert zo een hele grote groep onzichtbare dakloze mensen, die géén hulp krijgen, tot hun situatie zó sterk verslechtert dat ze een zorgvraag ontwikkelen. Dit kost menselijk leed én geld. Bovendien, zegt De Vries, verhult het een fundamenteel probleem: dit gaat om een mensenrechtenschending. “Iedereen heeft recht op behoorlijke huisvesting.”
Je creëert zo een hele grote groep onzichtbare dakloze mensen, die géén hulp krijgen, tot hun situatie zó sterk verslechtert dat ze een zorgvraag ontwikkelen.
Het erkennen van dát recht, is de sleutel tot verandering, meent De Vries. “Als de hele samenleving en het systeem tegen jou zeggen: het is jouw schuld dat je dakloos bent, jij hebt gefaald, dan ga je dat geloven,” legt hij uit. Met alle gevolgen van dien; schaamte, verdere uitsluiting, het ontwikkelen van problematisch gedrag. “Maar als je uitlegt; jouw dakloosheid is een schending van jouw mensenrechten, dan zie je dat dat mensen empowert,” aldus De Vries.
“Een rechtenbenadering doet twee dingen: het maakt duidelijk dat mensen rechten hebben en dat de overheid verplichtingen heeft,” vervolgt De Vries. Dit is een startpunt om op te komen voor je rechten en verandering. Door uit te gaan van het woonrecht, worden verantwoordelijkheid en oplossingen breder getrokken dan het zorgdomein, vertelt De Vries. Zo komt er aandacht voor wat fundamenteel ontbreekt bij dakloosheid: een woning.
Deel dit met anderen
Iedereen erbij
De Vries pleit voor het gebruik van de Ethos-categorisatie. Wat die doet, is iedereen met onvolwaardige huisvesting meetellen als dakloos, letterlijk. De telmethode die erbij hoort, is inmiddels in drie rondes toegepast in Nederland. In oktober van dit jaar worden de nieuwste resultaten bekend. De uitkomsten van de eerste telling, in Den Bosch en Oss, maakten veel los. “Vooral het gegeven dat één op de vijf getelden een kind was, en 30 procent vrouw, kwam als een schok,” vertelt De Vries.
Wat deze nieuwe categorisatie en telmethode inhouden, en hoe dit bij kan dragen aan structurele oplossingen voor dakloosheid, is wat wij de komende maanden gaan onderzoeken. We doen dit volgens de methodes van ‘solutions journalism’, oftewel; oplossingsgerichte journalistiek. Daarbij werken we samen met journalisten uit Duitsland en Tsjechië, waar de focus zal liggen op Housing First en aanvullende zorg als onderdeel van de oplossingen. Samen proberen we antwoord te geven op de vraag: hoe ziet een inclusieve aanpak tot het oplossen van dakloosheid eruit?
Help je mee?
En jij? Het liefst werken we ook met input en inbreng van onze lezers. Dus heb jij een verhaal wat je wilt delen, een tip wie we moeten spreken, of kennis van feiten die de data in een belangrijk licht zetten, stuur ons een berichtje op jeske@momusmedia.nl of larabillie@momusmedia.nl.
Dit onderzoek is tot stand gekomen met steun van het Journalismfund Europe en ondersteund met mentoring vanuit Transitions.
Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.
Of doneer eenmalig:
Een einde aan dakloosheid
Steeds meer mensen worden dakloos. Zowel qua aantal, als qua diversiteit neemt de groep toe. Dakloosheid is het meest ernstige gevolg van de wooncrisis en de grootste schending van het recht op wonen. Daarom onderzoekt Momus de komende maanden: (hoe) kan dakloosheid beëindigd worden? Dit doen we in een Europese samenwerking en met een oplossingsgerichte bril.







Beeld: Eveline van Egdom / Straat Consulaat (bewerkt)
Lara Billie Rense (links) en Pepijn Smit (rechts).
Beelden van Kansfonds gemaakt door Linelle Deunk
