Wonen eerst, op papier

Beeld: Eveline van Egdom / Straat Consulaat (bewerkt)
We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Woonproof.
“Je mag mijn verhaal vertellen, als ik maar niet met mijn naam in de media kom of herkenbaar in beeld.” Voor me staat een jonge man die eruitziet alsof hij ieder moment naar een afspraak bij een marketingbureau kan vertrekken. Ik noem hem Dries, maar dat is niet zijn echte naam. Zijn verhaal is er een van verdwalen en terugkeren, van niet meer willen bestaan in het zicht van je familie, van opkrabbelen onder een schuilnaam.
Hij draagt een rode trui, zwarte spijkerbroek en een hippe bril. Zijn handen diep in zijn zakken, zijn houding nonchalant maar zijn ogen blijven alert. “Mijn tanden heb ik laten doen, nu durf ik weer te lachen.” Zijn grijns is breed en voorzichtig tegelijk.
Dries belandde vijf jaar geleden op straat. Hij had geen huis, geen vast adres, geen eigen plek. Eerst sliep hij op de bank bij vrienden. Tot ook die deuren dicht gingen. “Toen werd het elke dag slechter.” De daklozenopvang zat vol. Hij zette een tentje op in het Haagse Bos, tussen de bomen, tussen de anderen die nergens meer thuishoren. “Het ging niet goed met mij.” Ik knik. Zeg dat ik het begrijp als hij anoniem wil blijven. Geef hem een hand. Zijn handdruk is stevig.
Dries begon niet in een tent in het Haagse Bos. Net als veel anderen sliep hij eerst bij vrienden op de bank, onzichtbaar voor het systeem.
Dries begon niet in een tent in het Haagse Bos. Net als veel anderen sliep hij eerst bij vrienden op de bank, onzichtbaar voor het systeem. Pas toen dat ophield was zijn dakloosheid zichtbaar en toch werd hij niet geholpen, omdat hij geen zorgvraag had. De ETHOS-light telling, die we eerder beschreven in deze publicatie en in dit journalistieke onderzoek, laat zien hoe beperkt beleidsmakers en instanties dakloosheid nog altijd benaderen: vooral via zorg en opvang, zelden als een woonprobleem. In de ETHOS-light definitie staat het ontbreken van adequate huisvesting centraal. Daarmee verschuift het perspectief van de individuele zorgbehoefte naar een structureel huisvestingsprobleem. En dat is nodig. Want pas als je weet wie je mist, kun je ook iets voor deze mensen betekenen. Beleid begint bij een goede definitie van het probleem.
In het oudste buurtcentrum van Nederland, een hoekig laag bakstenen gebouw in het hart van de Haagse Schilderswijk, wordt koffie geschonken en liggen plakken cake voor ons klaar. We zijn bij de bijeenkomst Aanpak Dakloosheid, georganiseerd door de H5-regio (Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Wassenaar, Zoetermeer). Ik ben er samen met mijn collega Pepijn om kennis te maken en vooral om te luisteren. We zitten wat onwennig in de grote zaal, die lijkt op de aula van een school, met oranje linoleum op de vloer en een hoog plafond. Overal staan verrijdbare borden vol post-its: geel, blauw, roze. En veelbelovende zinnen met een dikke zwarte stift opgetekend: “Voor iedereen een passende plek” en ik lees: “Wie doet wat voor wie?”. Ik weet niet of het met eigen cynisme is of een soort wanhoop, maar ik vraag me af waarom dit überhaupt nog opgeschreven moet worden. Weten ze dat niet? Wie wat doet voor wie?
De zaal zit behoorlijk vol, er is veel belangstelling voor deze bijeenkomst in Den Haag. We spreken met allerlei betrokkenen, mensen die werken bij wooncorporaties, zorginstanties, de gemeente. We horen van belangenbehartigers en voormalig dakloze mensen. In aparte ruimtes wordt gebreakout, groepen brainstormen met elkaar over het aanpakken van dakloosheid. Ik vraag me af waarom de inzet het aanpakken van dakloosheid is en niet het beëindigen ervan. Want dat is de ambitie van de landelijke overheid, het beëindigen van dakloosheid in 2030.

Beeld: Lara Billie Rense
Veel cijfers zijn bekend. Het aantal sociale huurwoningen daalt, wachttijden stijgen. In onder meer Den Haag is de situatie schrijnend. De opvang zit vol, zelfs daarvoor bestaat nu een wachtlijst. Alleen als je er heel slecht aan toe bent, en dat is een rekbaar begrip, kom je er misschien nog tussen. Mensen als Dries verdwijnen in een tent in de struiken, op de achterbank van hun auto, in een garagebox, bij mensen op de bank, in een slaapzak op straat onder een viaduct of in een portiek.
“Een jaar geleden lag hij nog in het bos.” Fabian Weergang zegt het, en kijkt naar Dries. “Ik was goed verwilderd,” zegt Dries zelf, en grijnst opnieuw. “Op een gegeven moment dacht ik: is dit mijn leven? Blijf ik hier gewoon, in dit bos, tussen de anderen?” Weergang weet hoe het voelt. Hij was zelf ooit dakloos. Hij richtte stichting Devjo op, een plek om ervoor te zorgen dat mensen kunnen bijkomen. Zijn aanpak is ongefundeerd in beleid en onderzoek, maar voelbaar effectief. “Fingerspitzengefühl,” noemt hij het.
Dries kwam via via bij hem terecht. Eerst rust. Een hotel. Vier sterren, bad, ontbijtbuffet, lunchpakket. Niet als beloning, maar als noodzakelijke voorwaarde om weer tot zichzelf te komen. Daarna: werk in de wijk. Verantwoordelijkheid. Vertrouwen. “Toen ben ik meteen van alles aan mezelf gaan doen,” zegt hij. “Een bril. Mijn tanden. En ik heb weer contact gezocht met mijn familie.”
Wat steeds terugkeert in deze verhalen is het moment waarop mensen zichzelf opgeven. Niet omdat ze willen, maar omdat niemand hen eraan herinnert dat ze ertoe doen. Het zelfstigma, zegt Jan de Vries van het Straat Consulaat. “Als iedereen zegt dat je niks waard bent, ga je ernaar leven.”
Als iedereen zegt dat je niks waard bent, ga je ernaar leven.
Onderzoeker Nienke Boesveldt heeft het over “aangeleerde hulpeloosheid”. In haar onderzoek naar Den Haag blijkt dat mensen te lang in de opvang blijven, ook tegen hun zin. Dat instellingen elkaar in de weg zitten. Dat ‘Wonen Eerst’ alleen op papier bestaat. En dat de woningen die vrijkomen vaak te groot en te duur zijn voor wie ze nodig heeft. “Mijn kaarsje dooft uit,” zegt een van de respondenten in haar rapport. En dat is wat met mensen gebeurt als ze geen thuis hebben en perspectief uitblijft.
We horen gesprekken aan over hulp, maar ik hoor ook hoe snel het over controle gaat. Over beweging in een dossier, terwijl het voor een dakloos persoon nog altijd stilstand betekent. Programmamanager Aanpak Dakloosheid Theanne van Schaik erkent dat er meer woonambitie nodig is. Helaas zet de gemeente voorlopig in op kortetermijnoplossingen. “Voordat iedereen een zelfstandige passende woonplek heeft, gaan we ons toch richten op meer tijdelijke plekken in Den Haag.”’ Schuldbewust vervolgt Van Schaik dat het niet is wat ze eigenlijk wil. “Je wil niet dat mensen vanuit kwetsbaarheid naar andere kwetsbare situaties gaan.” Maar toch gebeurt het. Je zou eigenlijk willen dat wethouders Wonen van de regiogemeenten meedoen met deze brainstormsessies, zodat duidelijk wordt of het überhaupt lukt om gestelde bouw- en woonplannen waar te maken. Uit de cijfers blijkt namelijk dat het zeer moeizaam gaat.
Deel dit met anderen
Berry Pfennigwerth van Dakloosheid Voorbij! eindigt een van de sessies met een kritische noot: “Als we niets doen aan de schaarste van woningen is alles wat we hier bespreken zinloos.” Je voelt dat eigenlijk iedereen dit weet, de stilte die volgt spreekt boekdelen. Er is veel goede wil, maar het gaat allemaal erg langzaam. En als Wonen Eerst alleen een doelstelling op papier is, zoals Boesveldt stelt, komt de regio geen steek verder.
Ik moet denken aan het voorbeeld van Devjo, hoe het van onderop wel lukt om mensen echt te helpen. Met veel moeite want Weergang houdt de organisatie amper overeind in zijn eentje. Maar hoe ze bij Devjo omgaan met dakloze mensen is hoopgevend. Ze leren mensen kennen zodat ze weten wat iemands kwaliteiten zijn, om ze vervolgens te helpen met een woning. En de buurt wordt betrokken, samen met de woningcorporatie Haag Wonen. Jan van Oosten, projectleider Maatschappelijk Opvang in Den Haag, hielp Weergang met de naam, het werd: Welcome in my backyard, van verzet naar een uitnodiging. En geen intakeformulieren, maar kennismaken. Een hand op een schouder in plaats van een protocol. “We moeten het samen doen,” zegt Weergang. Hij heeft gelijk. Maar dat samen gebeurt in Den Haag nog veel te weinig wordt ons duidelijk deze ochtend.
Dries woont nu in een voormalig 55+ complex, dankzij Haag Wonen en de inspanningen van Devjo.
Dries woont nu in een voormalig 55+ complex, dankzij Haag Wonen en de inspanningen van Devjo. Hij helpt in het buurthuis en loopt rondes voor de veiligheid. “Er waren problemen met insluipers, dakloze mensen zochten een schuilplaats. Ik ben met ze gaan praten en dat heeft geholpen.” Je moet dus wel iets extra’s doen om erbij te horen in dit project. Iets teruggeven. Meer dan mensen met een regulier huurcontract ooit hoeven doen. Maar Dries doet het graag én hij krijgt honderd euro huurkorting. ‘Als mensen dit willen kan het een uitkomst zijn’, zegt Jan de Vries. ‘Stel je hebt groene vingers en je kunt in een binnentuin wonen en het groen verzorgen, dan is dat mooi toch?’
Dries is inmiddels niet meer weg te denken uit de buurt. De bewoners begonnen hem te vertrouwen toen ze hem als persoon zagen. “Het zijn niet de mensen in een dakloze situatie die het probleem zijn,” zei iemand laatst nog, “de dakloosheid is het probleem.”
De echte naam van Dries uit dit stuk is bij ons bekend.
Heb je ideeën over hoe dakloosheid kan worden beëindigd? Deel het met ons: pepijn@momusmedia.nl en larabillie@momusmedia.nl
Iedere gemeente is weer anders. In Utrecht heeft de gemeenteraad ingestemd met een plan van de PvdA: Dakloze mensen die niet in de maatschappelijke opvang zitten krijgen vanaf 2026 voorrang bij sociale huurwoningen. Daar zitten ook gezinnen met kinderen en alleenstaande moeders bij. En in Den Bosch hebben ze hier al voor gekozen. Het doel is om de opvang grotendeels te sluiten. Directeur van de maatschappelijke opvang Thijs Honig, in Trouw: “Van deze uitzichtloze opvang wordt niemand beter.” Nienke Boesveldt haalt in het AD het voorbeeld van Finland aan: “Daar lukte het binnen tien jaar om langdurige dakloosheid terug te dringen van 20.000 naar 3000 mensen. Dat lukte met de van oorsprong Amerikaanse ‘Housing First’-aanpak: eerst een huis, en vanuit die rust verder met eventuele hulpverlening.” En interessant: in dat artikel wordt gesteld dat je zo niet alleen veel persoonlijk leed voorkomt, het scheelt ook geld. PvdA raadslid Ilse Raaijmakers in Utrecht: “Je bespaart op de lange termijn op dure medische en psychische hulp, en op maatschappelijke opvang.” Woningbouwexpert Peter Boelhouwers beaamt dat: “Het is absoluut kostenbesparend. Ook dat weten we uit Finland en de VS.” Uit cijfers van woningcorporatie Portaal in Utrecht blijkt verder dat 60% van de mensen in Utrecht die bij hen een huis krijgen, al een andere woning heeft. De PvdA wil daarom nu dat die mensen minder urgentie krijgen dan mensen die nog geen thuis hebben. Ben je het daarmee eens? Laat het ons weten.
Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.
Of doneer eenmalig:
Een einde aan dakloosheid
Steeds meer mensen worden dakloos. Zowel qua aantal, als qua diversiteit neemt de groep toe. Dakloosheid is het meest ernstige gevolg van de wooncrisis en de grootste schending van het recht op wonen. Daarom onderzoekt Momus de komende maanden: (hoe) kan dakloosheid beëindigd worden? Dit doen we in een Europese samenwerking en met een oplossingsgerichte bril.
Woonproof
Van harde cijfers tot persoonlijke verhalen, geschiedenis en toekomst. In dit dossier duikt Momus in een van de grootste uitdagingen van deze tijd: Wat moet er gebeuren om betaalbaar en gezond wonen voor iedereen bereikbaar te maken? Hoe maken we Nederland weer woonproof?