Inzetten op emissiehandel is een “gok die we niet kunnen nemen”
We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Klimaatdromers.
Even rust, even het woord ‘koolstof’ niet meer horen, zal Bart Crezee gedacht hebben, kort na het uitkomen van zijn boek Koolstofkoorts dat in juni verscheen bij uitgeverij Querido Facto. Maar dan opent hij zijn telefoon en stuit op een artikel in NRC: ‘EU zwakt klimaatdoel af: landen mogen CO2-reductie deels buiten Europa afkopen.’ In het interview met Crezee, naar aanleiding van zijn boek, zouden we ook deze actualiteit mee moeten nemen stelt hij voor. ‘Jullie hebben vast over die nieuwe EU-doelen gehoord?’ Crezee is er stellig over: door deze voorgestelde handel in koolstofkredieten stellen we een echte verduurzaming uit, en ruilen we bovendien een zekere opwarming in voor een tijdelijke compensatie zonder garanties. ‘En dat is een gok die we niet kunnen nemen.’
Rustig en bedachtzaam formuleert Crezee zijn antwoorden, zoals je van een promovendus mag verwachten. Jarenlang doorkruiste hij de moerassen in de Democratische Republiek Congo om de complexiteit rond natuurbehoud en emissiehandel vast te leggen. Steeds weer zoekt hij naar de juiste woorden om zijn onderzoek begrijpelijk te maken voor leken — terwijl hij tegelijk benadrukt hoe vaak beleidsmakers de kwestie te simplistisch benaderen.
De oorspronkelijke aanleiding van zijn onderzoek: in de binnenlanden van de Democratische Republiek Congo is in 2017 een groot veenmoeras ontdekt, waarin een enorme hoeveelheid koolstof ligt opgeslagen. Onopgemerkt is dat niet gebleven, zo stelt Crezee: ‘Wat ik tijdens mijn onderzoek zag was dat de koolstof die in de bossen en ecosystemen ligt opgeslagen, tot een enorme hype leidde. Iedereen wilde er iets mee: sommigen zagen er kansen in, anderen juist een bedreiging.’
Deze ‘koolstofkoorts’ is ook terug te zien in de nieuwe tussentijdse klimaatdoelen die begin deze maand door de Europese Commissie zijn vastgelegd. Voor het bereiken van 90% minder uitstoot tegen 2040 ten opzichte van het niveau in 1990 plusje: Het gaat hier om een nieuwe tussentijdse doelstelling voor 2040, voortbouwend op de bestaande wet om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn (NRC). besluit de EU handel in koolstofkredieten met landen buiten de EU toe te staan. Hiermee, zo stelt Crezee, ‘wordt een zekere flexibiliteit geboden die het voor bedrijven makkelijker maakt om hun CO₂-uitstoot te verminderen. Maar dat is een zeer controversiële stap: het biedt geen structurele oplossing.’
Bovendien heeft die koolstofhandel een schaduwzijde in landen als Congo, zag Crezee. Op papier is het een win-win; het Westen behaalt haar klimaatdoelen en landen als Congo verdienen geld door bossen te beschermen tegen houtkap. In de praktijk zorgt het voor landconflicten en mensenrechtenschendingen en profiteren tussenhandelaren – de ‘carbon cowboys’.
Een gesprek over de waarde van verborgen veengebieden, de winnaars en verliezers van de internationale emissiehandel, en hoe koloniale patronen nog steeds hun weg vinden in deze ‘koolstofkoorts’.
Bekijk de samenvatting van het gesprek
Je vertelt dat er in de Democratische Republiek Congo in 2017 een enorm veenmoeras werd ontdekt. Waarom is dat belangrijk?
‘Veen is duizenden jaren oud plantenmateriaal dat niet heeft kunnen rotten, en alle koolstof die daar ooit in is vastgelegd door afgestorven bomen heeft zich opgehoopt in de grond. Hierdoor is dit Congolese ecosysteem een van de meest koolstofrijke ecosystemen ter wereld: in dit veenmoeras ligt drie jaar aan wereldwijde CO₂-uitstoot opgeslagen in de bodem. Door deze ontdekking is de hoeveelheid koolstof die in Centraal Afrika in de regenwouden ligt opgeslagen in één klap verdubbeld.
Deze koolstof kan vrijkomen als het gebied wordt drooggelegd. Dus als veen uitdroogt, als het moeras uitdroogt, komt de koolstof die daarin ligt opgeslagen in aanraking met zuurstof uit de lucht en komt dan vrij als CO₂ in de atmosfeer. Het gebied wordt daarnaast ook bedreigd doordat het drooggelegd kan worden voor landbouw of om oliewinning en gaswinning mogelijk te maken. Verdroging of drooglegging zou in één keer een enorme toename van CO₂ betekenen die voor verdere klimaatopwarming, en daarmee ook voor nog meer uitdroging, zou zorgen.’
Je zag dat de ontdekking ook een soort ‘koolstofkoorts’ veroorzaakte, de titel van je boek.
‘Wat ik tijdens mijn onderzoek zag was dat de koolstof die in de bossen en ecosystemen ligt opgeslagen, tot een enorme hype leidde. Iedereen wilde er iets mee: sommigen zagen er kansen in, anderen juist een bedreiging. De lokale bevolking, ook al heeft die nu vaak nog geen juridisch eigendom over het bos, zag mogelijkheden om er financieel van te profiteren wanneer ze het bos konden beschermen. Carbon cowboys [tussenhandelaren die projecten opzetten om koolstofkredieten te genereren en die vervolgens doorverkopen (vaak ten koste van de lokale bevolking), red.] doken erop om er winst uit te slaan. Ze proberen voor relatief weinig geld CO₂-rechten te produceren, in de hoop die vervolgens voor veel geld te verkopen op de opkomende koolstofmarkt. Ook de lokale overheid wilde er iets mee en probeerde het op internationaal niveau in te zetten om klimaatgeld uit het Westen los te weken. Het werd een soort goudkoorts, een wedloop om te profiteren van iets wat eigenlijk vooral beschermd moet blijven – zodat het níét vrijkomt, zodat het níét bijdraagt aan verdere klimaatopwarming.’
Ook de Europese Unie ziet grote kansen in koolstofhandel. Volgens de laatste klimaatplannen van Eurocommissaris Wopke Hoekstra zal Europa een deel van de eigen CO₂-reductie kunnen ‘afkopen’ in het buitenland. Hoe werkt dat precies?
‘Koolstofkredieten zijn verhandelbare certificaten die een vaste hoeveelheid CO₂-uitstoot vertegenwoordigen. Iemand buiten de Europese Unie kan bijvoorbeeld CO₂-uitstoot hebben voorkomen en dat straks verkopen aan iemand binnen de EU die moeite heeft om zijn eigen uitstoot terug te dringen.
De Europese Unie gaat het mogelijk maken om koolstofkredieten in te zetten als middel om de klimaatdoelen voor 2040 te behalen. Daarmee wordt een zekere flexibiliteit geboden die het voor bedrijven makkelijker maakt om hun CO₂-uitstoot te verminderen. Maar dat is een zeer controversiële stap: het biedt geen structurele oplossing.’
Waarom niet?
‘CO₂-compensatie kan op twee manieren plaatsvinden: je kunt uitstoot voorkomen, bijvoorbeeld door bossen te beschermen, of je kunt CO₂ uit de atmosfeer halen, bijvoorbeeld door bomen aan te planten. Maar die koolstof wordt dan opgeslagen in bossen die kwetsbaar zijn voor bosbranden of veranderend landgebruik, waaronder het risico dat ze in de toekomst alsnog worden gekapt.
Het is dus nooit gegarandeerd dat de uitstoot die is voorkomen, of de CO₂ die is vastgelegd, ook daadwerkelijk in de toekomst vastgelegd blijft. Ondertussen is het wél gegarandeerd dat de CO₂-uitstoot die vrijkomt bij de verbranding van fossiele brandstoffen in de atmosfeer blijft, en daar nu al zorgt voor klimaatopwarming. We ruilen dus eigenlijk een zekere opwarming in voor een hypothetische, mogelijk tijdelijke compensatie. En dat is een gok die we niet kunnen nemen. We zijn namelijk al hard op weg om de klimaatdoelen flink te overschrijden.
De Europese Wetenschappelijke Adviesraad heeft benadrukt dat het belangrijk is om binnen de Europese Unie zélf te bouwen aan een duurzamere economie. En juist dat gebeurt niet met deze maatregel. Het geld gaat namelijk naar projecten in andere landen, waar weliswaar natuur wordt beschermd, maar die er niet toe bijdragen dat we hier in Europa onze economie verduurzamen.’
Toch kiest de Europese Commissie ervoor om koolstofcompensatie toe te staan. Hoe werkt dat dan precies in de praktijk? Wie profiteert er eigenlijk van dit systeem?
‘De huidige, vrijwillige internationale markt voor koolstofkredieten is relatief ongereguleerd. Emissierechten worden verkocht via allerlei tussenhandelaren. Er zijn bedrijven die deze rechten gedeeltelijk genereren, andere die ze certificeren, en weer andere die ze doorverkopen aan de uiteindelijke klanten. Denk hierbij aan energiemaatschappijen, olie- en gasbedrijven, automerken zoals Volkswagen, of modemerken zoals Gucci.
Verder wordt de prijs door het aanbod bepaald. Veel CO₂-kredieten die momenteel op de markt worden gebracht via bosbeschermingsprojecten, worden voor een hele lage prijs verkocht — eigenlijk te laag om zulke projecten structureel te kunnen financieren. Op dit moment kost een koolstofkrediet zo weinig dat het een gemakkelijke manier is geworden om aan klimaatdoelen te voldoen, zonder daadwerkelijk te hoeven investeren in verduurzaming op de lange termijn.
Vanaf 2036 mag maximaal 3% van de Europese CO₂-uitstoot worden gecompenseerd met koolstofkredieten. Dat lijkt weinig, maar tegen 2040 — wanneer nog slechts 10% van de oorspronkelijke uitstoot is toegestaan — is 3% relatief gezien behoorlijk veel. Het komt dan neer op een derde van wat er op dat moment nog uitgestoten mag worden, waardoor we dus relatief sterk afhankelijk worden van deze compensatievorm.’
In het kort: welke problemen zijn er rondom koolstofkredieten?
‘Een probleem met koolstofkredieten is dat de hoeveelheid kredieten die gegenereerd wordt, vaak wordt overschat. De hoeveelheid ontbossing die door een natuurbeschermingsproject is voorkomen, wordt structureel overschat. Dit leidt ertoe dat er CO₂-kredieten op de markt komen die niet werkelijk voor een beter klimaat hebben gezorgd.
Een ander probleem is dat er een koolstofproject kan worden opgezet, maar dat de ontbossing zich gewoon ergens anders heen verplaatst. In een bepaalde regio is de ontbossing misschien wel gestopt, maar dan gaat die ergens anders gewoon verder en is er effectief geen klimaatwinst behaald.
Daarnaast is het natuurlijk niet gegarandeerd dat die bossen voor altijd beschermd blijven. Dat zal echter wel moeten, om de koolstof daarin vast te houden en deze te gebruiken om fossiele uitstoot mee te compenseren.
Tot slot is er heel vaak sprake van mensenrechtenschendingen. Een structureel probleem met koolstofprojecten is dat de inheemse of lokale bevolking vaak niet wordt geraadpleegd, van hun land wordt verdreven, of niet de beloofde investeringen ontvangt die zijn toegezegd – en daarmee soms juist verder in de armoede wordt gedrukt.’
Desondanks ziet de Europese Commissie het als een win-win. Bosrijke landen profiteren toch van deze afruil?
‘Dat is een van de argumenten die vaak wordt aangedragen om wél in CO₂-handel te stappen: het zou een manier zijn om geld vanuit het rijke Westen naar armere landen in de tropen te krijgen. Maar daar valt veel op af te dingen. In veel gevallen leiden koolstofprojecten die in tropische landen worden opgezet tot grove mensenrechtenschendingen of zelfs landroof. De lokale bevolking wordt vaak van hun land verdreven of verliest de toegang tot het bos dat zij van oudsher beheren. Dus ja, het profijt dat hen geboden zou worden, pakt in de praktijk vaak heel anders uit. Er wordt regelmatig beloofd dat er geïnvesteerd zal worden in scholen en ziekenhuizen, maar in veel gevallen gebeurt dat uiteindelijk niet.’
Je deed hier jarenlang onderzoek naar in de Democratische Republiek Congo. Is er een voorbeeld van een project dat je daar tegenkwam dat duidelijk niet werkte zoals beloofd?
‘Het probleem met deze handel is vaak dat het draait om hypothetische scenario’s. Zo heb ik in de Democratische Republiek Congo een project bezocht dat was opgezet door een voormalig houtkapbedrijf. Dat bedrijf, eigendom van een rijke Amerikaanse zakenman Het gaan hier om de Amerikaanse zakenman Daniel Blattner, waarover in andere media meer geschreven is. Zie bijvoorbeeld Mongabay (2022) en een tweeluik in Africa Uncensored (2025): deel 1 en deel 2
, verkocht CO₂-rechten op basis van de bewering dat ze gestopt waren met kappen.
Zij vormden dus zelf de bedreiging, het waren hún machines die het bos kapten. Vervolgens zeiden ze: ‘Vanaf nu kappen we niet meer, en daarmee hebben we dus uitstoot door ontbossing voorkomen, want anders hadden we wel gekapt.’ De hypothetische uitstoot die is voorkomen, verkochten ze vervolgens als koolstofkrediet. Die CO₂-rechten zijn in dit geval daadwerkelijk verkocht aan allerlei bedrijven in Europa.
Bovendien hadden ze beloofd te investeren in scholen, ziekenhuizen en klinieken voor de lokale bevolking. Maar toen ik daar aankwam, was daar in de praktijk niets van te merken. De bevolking vertelde me dat ze nauwelijks iets hadden ontvangen. En toen het project uiteindelijk failliet ging omdat de vergunning niet bleek te kloppen, zei de lokale bevolking dat ze er niet rouwig om waren: het had hen toch niets opgeleverd.’
Maar er is toch toezicht op de uitgifte van CO₂-rechten? Wordt er dan niet ingegrepen als blijkt dat het om schijncompensatie gaat?
‘Er is journalistiek onderzoek gedaan — onder andere door mijzelf — waaruit bleek dat verschillende projecten CO₂-rechten hebben afgegeven die in de praktijk waardeloos bleken Bart Crezee schreef hier met journalist Ties Gijzel meer over in Follow The Money (2023) .. Bijvoorbeeld omdat ze de hoeveelheid uitstoot die was voorkomen zwaar hadden overschat. Toch zijn die CO₂-rechten gebruikt om de uitstoot van bedrijven hier in Europa te compenseren. De certificeringsinstantie die moet toezien op de juistheid van die rechten heeft wel een buffer voor het geval er problemen optreden, maar die buffer is zo klein dat die eigenlijk nooit voldoende garantie kan geven.’
In je boek beschrijf je dat de verdeling van de baten van koolstofhandel in Congo zelf ook niet vlekkeloos verloopt.
‘Dat klopt. In Congo zag ik bijvoorbeeld dat deze markt ertoe leidde dat er serieuze conflicten ontstonden tussen buurdorpen die ineens hetzelfde stuk bos begonnen te claimen. Ze beseften dat het bos — het regenwoud — geld waard werd door de opkomende koolstofhandel. Dat leidde tot landconflicten tussen dorpen die al lange tijd vreedzaam naast elkaar leefden, maar plotseling allebei zeggenschap over hetzelfde stuk regenwoud opeisten.
Wat je ziet is dat inheemse gemeenschappen, die van oudsher al worden gediscrimineerd, hierbij vaak het onderspit delven. Ze beschikken meestal niet over officiële juridische landrechten, waardoor ze niet kunnen aantonen dat het bos dat ze bewonen en gebruiken daadwerkelijk van hen is. Dat kan betekenen dat ze niet langer in hun levensonderhoud kunnen voorzien: ze kunnen dan niet meer vissen, geen landbouw meer bedrijven, en geen materialen meer uit het bos halen om hun huizen te bouwen. Dat leidt er soms toe dat deze gemeenschappen verder in armoede wegzakken. Paradoxaal genoeg komen sommigen daardoor juist in de handen van stropersbenden terecht om toch geld te verdienen, wat vervolgens juist leidt tot meer natuurverlies.’
En daar noem je ook nog de sporen van het koloniale verleden bij, die zichtbaar zijn in de moderne koolstofhandel.
‘Koolstofhandel en CO₂-compensatie worden inderdaad vaak ook neokoloniaal genoemd. Het is een systeem waarbij iets uit het regenwoud wordt opgeëist, en waarbij wij — het Westen, Europese bedrijven en landen — daar iets komen halen, vaak ten koste van de lokale bevolking.
Congo werd in de 19e eeuw gekoloniseerd en was toen een grote bron van natuurlijke grondstoffen, bijvoorbeeld door de winning van rubber en palmolie. Tegenwoordig wordt er nog steeds veel hout gekapt en geëxporteerd. Er zijn ook plannen om naar olie en gas te boren onder het regenwoud. Kortom: er wordt vooral veel gehaald. Nu is de opslag van koolstof eigenlijk een nieuwe vorm, een nieuw ‘product’ dat we daar komen halen.
In die zin versterkt deze handel de bestaande en historische koloniale machtsverhoudingen tussen ontwikkelende landen en het Westen. Tegelijkertijd probeert de Congolese overheid hiervan te profiteren. Zij ziet het als een manier om financieel beter te worden en inkomsten te genereren. Maar de vraag is hoeveel van dat geld daadwerkelijk bij de lokale bevolking terechtkomt, en hoeveel blijft hangen bij westerse consultants — ook wel carbon cowboys genoemd — en de lokale overheid.’

De Lukenie rivier, Democratische Republiek Congo. Beeld: Valerius Tygart / Wikimedia (2007)
Je benoemt in je boek ook dat het Westen zelf in het verleden veel veengebieden drooglegde voor landbouw en daardoor eigenlijk een nog grotere ‘klimaatschuld’ heeft als de CO2-uitstoot hieruit wordt meegerekend.
‘Precies. Het is uiteindelijk een kwestie van rechtvaardigheid. Kunnen wij landen als Congo verbieden hun bossen of veengebieden te gebruiken, of naar olie en gas te boren, terwijl wij dat zelf in het verleden op grote schaal hebben gedaan? We hebben onze eigen veengebieden drooggelegd en blijven zelfs nu nog naar olie en gas boren, bijvoorbeeld onder de Waddenzee. In Congo wordt dat argument dan ook vaak als hypocriet ervaren.
Tegelijkertijd is het de vraag of Congo, als het dat recht wél uitoefent, daar daadwerkelijk als samenleving beter van wordt. Komt de opbrengst van boskap of oliewinning terecht bij de bevolking? Of verdwijnen die oliedollars en andere inkomsten toch weer in de zakken van een paar bedrijven of naar het buitenland?’
Zijn er manieren waarop de emissiehandel wél zou kunnen werken?
‘Er wordt op dit moment veel gepraat over zogeheten high-quality of high-integrity koolstofkredieten: het idee om de kwaliteit van die certificaten simpelweg te verbeteren. Maar alle voorstellen die tot nu toe zijn gedaan, pakken de structurele problemen die hieraan ten grondslag liggen niet aan. Dus nee, het zal erg moeilijk worden om het systeem echt goed te laten werken.
Wat wél wordt gesuggereerd, is om twee aparte doelen te hanteren. Bijvoorbeeld een apart doel voor CO₂-reductie: hoeveel uitstoot moet de Europese Unie daadwerkelijk verminderen? En daarnaast een apart doel voor het vastleggen van extra CO₂, bijvoorbeeld in bossen of andere natuur: hoeveel extra natuur beschermen we, en hoeveel koolstof halen we daarmee uit de atmosfeer? Het gescheiden houden van die twee doelen en dat niet tegen elkaar wegstrepen zou in ieder geval een goed begin zijn.’
Wat zou er lokaal in landen als Congo moeten gebeuren? Kan het Westen bijdragen aan de bescherming van bossen en veenmoerassen zonder dat het lokale conflicten aanwakkert of koloniale patronen herhaalt?
‘Ondanks de problemen met koolstofhandel en koolstofkredieten is het beschermen van natuur en het tegengaan van ontbossing natuurlijk wel heel belangrijk. Er is steeds meer wetenschappelijk bewijs Zie hierover bijvoorbeeld een artikel van het World Resource Institute uit 2016. In zijn boek Koolstofkoorts haalt Crezee hier verschillende wetenschappelijke studies hierover aan, waaronder Garnett e.a. (2018), Fa e.a. (2020) en Sze e.a. (2023)
dat bossen beter beschermd zijn wanneer de lokale bevolking en inheemse gemeenschappen – die daar vaak al van oudsher wonen – juridisch eigendom over dat grondgebied hebben.
Zij gebruiken het bos voor hun eigen levensonderhoud, maar juist dat gebruik geeft hen een extra reden om het bos goed te beschermen. Als zij de landrechten over hun traditionele bosgebied bezitten, zijn ze ook beter in staat om het te verdedigen tegen houtkapbedrijven die van buitenaf komen, of tegen olie- en gasmaatschappijen die daar naar olie willen boren. Het toekennen van deze rechten is dan ook een belangrijke klimaatmaatregel en echt een win-winsituatie: zowel voor het klimaat als voor de lokale gemeenschappen.’
Ligt er dan nog wel een taak voor het Westen of is dat vooral aan ontwikkelingslanden zelf?
‘Het toekennen van landrechten aan de lokale bevolking hangt ook samen met de klimaatfinanciering die beschikbaar moet komen voor armere landen uit, onder andere, het Westen. Landen als Congo kunnen binnen de internationale klimaatafspraken aanspraak maken op aanzienlijke financiële steun. Inheemse gemeenschappen geven aan dat zij een deel van dat geld willen ontvangen om zich op een duurzame manier te ontwikkelen en zo hun bossen te kunnen blijven beheren. Daarom maken veel inheemse groepen en lobbyorganisaties van lokale bevolkingsgroepen zich internationaal sterk om ervoor te zorgen dat klimaatfinanciering ook daadwerkelijk en rechtstreeks bij hen terechtkomt.’
Worden er al stappen gezet in deze richting?
‘In de Democratische Republiek Congo is het sinds een aantal jaar mogelijk dat lokale dorpen een landakte aanvragen en daarmee kunnen aantonen welk bos van hen is. Dat is een wetgeving waar heel lang voor is gestreden en gelobbyd, en waar nu steeds meer gebruik van wordt gemaakt. Het voordeel daarvan is ook dat, als er klimaatgeld beschikbaar komt, dit geïnvesteerd kan worden in dit soort gemeenschappen. Dat er een organisatie is – een dorpsorganisatie met juridisch eigendom – die zelf kan besluiten hoe zij klimaatgeld op een duurzame manier gaan investeren.
Op de aanstaande klimaattop in Brazilië, in november van dit jaar, moet daarnaast een nieuw financieringsfonds voor bosbescherming in tropische landen worden opgericht. Het idee is dat zo’n 20% van de miljarden die dit op moet gaan leveren rechtstreeks naar lokale groepen gaat. Dat is een hoopvol begin.’
Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.
Of doneer eenmalig:
Klimaatdromers
In het Klimaatdromers dossier onderzoeken we hoe klimaatobstructie plaatsvindt in Nederland en daarbuiten, oftewel alles dat klimaatbeleid tegen houdt of vertraagt: klimaatdesinformatie, lobbypraktijken, de draaideur tussen oliebedrijven en politiek of misleidende vormen van greenwashing. Met een kritische, maar ook oplossingsgerichte blik.