Sleutelen aan de kijk op dakloosheid

, ,

Thomas met een schilderij van een woondemonstratie. Beeld: Momus

We delen niet alleen onze grote bevindingen, maar ook tussentijdse updates over de voortgang van onze onderzoeksprojecten. Deze update is onderdeel van het dossier Een einde aan dakloosheid.

Het is bijna zover; op 8 oktober 2025 worden de nieuwste cijfers over dakloosheid in 57 gemeenten bekendgemaakt. En dat is spannend, zeker nu een nieuwe telmethode voor het eerst ook in Amsterdam en Den Haag wordt toegepast. 

De cijfers uit de eerdere telrondes in andere gemeenten veroorzaakten een aardverschuiving in de beeldvorming van dakloosheid; er bleken méér dakloze mensen te zijn, waaronder veel vrouwen (een derde), kinderen (een vijfde) en jongeren (een derde). Zij kwamen toen pas in beeld, doordat zij voor het eerst écht geteld werden, met de ETHOS-light methode, in plaats van geschat door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Het wordt gezien als een belangrijke verandering in de kijk op dakloosheid. En daarmee ook, zo luidt de hoop, een begin van een ander beleid, waarin dakloze mensen op tijd worden gezien, meegeteld, én geholpen. Want alhoewel dakloosheid vele gezichten heeft, lijkt het begin van een oplossing eenduidig: een woning.

Bij Momus onderzochten wij de laatste maanden; wat kan ETHOS-light bijdragen aan een inclusieve aanpak van dakloosheid? Eerder schreven we al over wie er (niet) meetelt, en hoe dat bepaalt wie er geholpen wordt. In deze derde update gaan we verder over de verschuivende kijk op dakloosheid: van een zorgprobleem naar een woonprobleem, en welke rol ETHOS daarin speelt. 

Dichte deuren

“Of ik mij dakloos voelde? In eerste instantie niet. Op het moment dat het gebeurde voelde het vooral onrealistisch.” Tijdens haar scheiding verloor Eti samen met haar twee kinderen onverwachts de toegang tot hun huis. “Van de ene op de andere dag konden we er niet meer in.” Wanneer je haar nu ziet, zou je niet denken dat ze al vier jaar geen vaste woning heeft. Een goed gevoel voor stijl, een warme lach en een optimistisch karakter kenmerken haar. 

Ook Thomas (40 jaar) was zich niet meteen bewust van zijn eigen dakloosheid. Hij woonde samen met zijn vriendin in Rotterdam toen hij last kreeg van een depressie en een burn-out. Volgens Thomas ontnam dit, in combinatie met zijn ADHD, hem de grip op zijn leven. “Ik verloor het overzicht, en overzicht is voor mij juist heel belangrijk.” Zijn relatie strandde en Thomas vertrok. “Zij werkte toen aan de Universiteit Ede-Wageningen. Ik wilde haar niet belasten met mijn gedoe, want ik voel mij snel te veel. Dus toen heb ik de deur achter mij dicht getrokken [….] En je blijft denken; morgen ga ik het allemaal oplossen.”

Waar ga je heen als je plotseling niet meer naar huis kan? Waar zoek je naar een slaapplek? Waar naar een oplossing? Wat zou jij doen?

Volle tassen, losse draden

Met een tas vol eten, drinken, een deken en wat papierwerk meldde Thomas zich bij de sociale dienst in Dordrecht. De reactie die hij daar kreeg, sloeg hem lam: ‘Kom morgen maar terug met je héle administratie.’ Maar meer administratie had Thomas niet. Dát was juist het probleem. “Ik ben daar nooit goed in geweest. En omdat ik al een tijdje thuis zat, had ik ook geen inkomen meer. De schulden stapelden zich op. Ik wilde gewoon geholpen worden.”

In die eerste periode sliep Thomas bij vrienden, familie of waar er plek was. Ondertussen groeiden zijn schulden door. “Het was in de tijd dat schulden nog verhandeld konden worden. Het voelde als het Wilde Westen. Ik kreeg dreigbrieven dat ik moest betalen met geld dat ik niet had. Er werd zelfs gedreigd met gijzeling. Ik had het gevoel dat mijn keel werd dichtgeknepen. Ik werd angstig en paranoïde.”

Deze periode in Thomas zijn leven is zo’n acht jaar geleden. Rond diezelfde tijd, in 2017, schreef Correspondent Jesse Frederiks over de Nederlandse aanpak van schulden: “Mensen met schulden zijn een verdienmodel geworden voor een industrie van incassobureaus, deurwaarders, bewindvoerders en ook de overheid.” En ze “…moeten zich door een Byzantijnse bureaucratie banen om van die schulden af te komen.” Gijzeling werd als dreigmiddel ingezet, ook voor mensen die wel wilden, maar niet konden betalen, concludeerde de Nationale ombudsman in 2015.  

“Het was een hel,” zegt Thomas. Onder die druk dacht hij nauwelijks nog aan een duurzame woonoplossing. “Ik zag mezelf niet als dakloos, maar als iemand met heel veel problemen. Ik was bezig met overleven.”

Ik zag mezelf niet als dakloos, maar als iemand met heel veel problemen. Ik was bezig met overleven.

Ook Eti heeft het over een “overlevingsstand” waar ze sinds haar scheiding in terechtkwam. Op de dag dat ze plotseling op straat kwam te staan, kocht ze een tent en eerste levensbehoeften; zoals luchtbedden, slaapzakken, kookgerei, toiletartikelen en eten. Ze ging met haar kinderen naar een camping. ‘s Ochtends bracht ze de kinderen naar de basisschool en ging ze zelf naar haar werk. Daarna ging ze op zoek naar hulp. Maar van het wijkteam, tot de politie en opvanglocaties aan toe; allemaal stuurden ze haar weg zonder een oplossing in zicht. Ondertussen verzweeg ze haar situatie op haar werk. “Ik had het gevoel dat ik had gefaald.” 

Op het kantelpunt dat hun problemen acuut waren, vroegen Eti en Thomas om hulp. Of dit bij de ‘juiste’ plek was, is misschien niet de juiste vraag. Want voor mensen zoals zij lijkt er geen ‘juiste’ plek te zijn. Geen vangnet, maar losse draden; wonen, zorg, veiligheid, financiën. Pas als je kunt bewijzen dat je ernstig vastloopt in meerdere daarvan krijg je hulp, tot die tijd sta je te boek als ‘zelfredzaam’. 

Té dakloos

Het andere uiterste kan ook; dat je zo lang dakloos bent, dat je voor het systeem niet eens meer bestaat. Het overkwam de 49-jarige Jean Paul. Op zijn 16e werd hij door zijn ouders uit huis gezet. “Ik had naar de politie moeten gaan, en moeten zeggen: mijn ouders laten mij er niet meer in. Ik had dat probleem bij hen moeten neerleggen. Maarja, dat vond ik moeilijk. Mijn ouders hadden mij nogal geïndoctrineerd, ik geloofde niet in zoiets als sociaal recht.” In plaats van dat de minderjarige Jean Paul hulp zocht, probeerde hij zijn eigen weg te vinden. 

Jarenlang leefde hij in rondtrekkende communes die panden kraakten als tijdelijk onderkomen, afgewisseld met onderdak bij wisselende vriendinnen. Nooit stond hij ergens ingeschreven, en autoriteiten en instanties waren in zijn leefwereld iets om te mijden. 

Jean Paul hield zichzelf voor dat dit een keuze was. “Het is beter om achter een bepaalde lifestyle te staan dan je de hele tijd te realiseren dat je niet geholpen kan worden, dat je niet geholpen wordt.”

Tot het een paar jaar terug niet meer ging. Het gemeenschappelijke krakersbestaan had Jean Paul achter zich gelaten en nu zocht hij solo naar plekken om te overnachten. Zo belandde hij in een bootje bij Dordrecht van een kennis. Zijn gezondheid was slecht en de lekke boot met ongedierte maakte het nog slechter. Hij zocht hulp. Maar het systeem (h)erkende hem niet: hij had geen paspoort en stond zelfs al zo lang nergens ingeschreven, dat hij was uitgeschreven uit Nederland.

Daardoor kon hij ook geen regiobinding aantonen, wat nodig was voor de maatschappelijke opvang. Toen zijn gezondheid zo ver achteruitging dat het levensbedreigend werd, heeft een veldwerkteam alarm geslagen en werd hij in de noodopvang opgenomen. Daar begon zijn herstel. Nu, twee jaar later, is hij doorgestroomd naar een eigen kamer in de maatschappelijke opvang. 

Tot de dood om de hoek komt kijken

Toen Jean Paul binnenkwam bij de opvang was zijn situatie ernstig. Zijn bloeddruk was naar eigen zeggen “moorddadig hoog”; 240 over 180. Ter vergelijking: volgens de Hartstichting ligt een normale bloeddruk voor een man onder de 140 over 90. Jean Paul droeg al een half jaar lang dezelfde daglenzen en hij bleek last te hebben van onbehandelde slaapapneu en ADHD met autistische componenten. Nu is zijn bloeddruk 126 over 68, draagt hij een bril, en krijgt hij medicatie, begeleiding en staat er naast zijn bed een machine voor slaapapneu. 

Met het begin van herstel, komt ook het begin van rouw en verwerking. “Ik droom van alle dingen die ik niet heb en niet heb kunnen hebben. Een goede baan, een gezin, een huis, gewoon hele normale dingen.” Jean Paul wil met het delen van zijn verhaal bijdragen aan verandering. Zodat andere mensen, jongeren, een kans op zo’n ‘normaal leven’ niet mislopen. En dat voor hem een eigen thuis eindelijk in zicht komt. Want terwijl zijn zorgvragen behandeld worden, blijft zijn woonvraag vooralsnog onbeantwoord.

Thomas zijn bestaan zonder thuis was een stuk korter, maar eindigde ook in een gevaarlijke toestand. Bedolven onder de druk van schuldeisers en het overleven op straat, begon Thomas zichzelf na zo’n twee jaar “langzaam op te geven.” Een Dordrechtse wijkagent had dat niet. “Hij wist dat ik geen kwade bedoelingen had. Ik heb geen strafblad, ben netjes opgevoed en ik heb een hbo-diploma in communicatie. Ik ben een veel te grote softie om iemand kwaad te doen. Hij zei: ‘Joh, je moet naar binnen jongen, het gaat straks vriezen!’”

Op aandringen van de wijkagent kwam Thomas in een slaaphuis terecht. Hij woog toen 54 kilo bij een lengte van 1,85 meter. “Die eerste nacht in de opvang overleed de man met wie ik die avond nog had zitten praten in zijn slaap. Dat was ontzettend confronterend.” 

Thomas zelf krabbelde snel op. Binnen 363 dagen had hij de juiste hulp, waaronder schuldhulpverlening. Nu, zes jaar na die eerste nacht, is hij schuldenvrij en huurt hij een woonruimte in een oud kantoorpand van de maatschappelijke opvang in Dordrecht. Zijn muren hangen vol met zijn schilderijen die hij inmiddels wereldwijd verkoopt. Ook geeft hij schilderlessen aan jongeren met een beperking. Hij weegt weer een gezonde 75 kilo. Thomas is opgelucht en strijdlustig.

Een helpende hand, iemand die je ziet en actie onderneemt kan het verschil betekenen tussen een einde op straat of een nieuw begin. Omdat Thomas en Jean Paul zich daar bewust van zijn, zetten zij zich beiden in voor de ‘Verandergroep Woonregels Dordrecht’; een actiegroep die dakloosheid in Dordrecht wil voorkomen en uitbannen. De groep voert succesvolle acties en lobby om de lokale politiek te beïnvloeden. Naar eigen ervaring heeft Eti voor haar lotgenoten de steungroep ‘Ouders in Beweging’ opgericht. “Ik wil mensen in verbinding brengen om samen een vangnet te vormen voor dakloze ouders. Geen enkel kind en ouder hoort alleen en op straat te staan.”

Thomas met een schilderij van een woondemonstratie, en andere schilderijen, in zijn huis. Foto’s: Jeske Jongerius.

Dakloosheid als zorgprobleem

Wat als Thomas direct geholpen was toen hij, met drukkende schulden en een gebrek aan grip, het huis van zijn ex verliet om haar niet tot last te zijn? Wat als iemand het vertrouwen van de 16-jarige Jean Paul had gewonnen en hem richting een veilig onderkomen had begeleid? Wat als Eti niet met haar kinderen weggestuurd werd door alle instanties waar ze aanklopte? Wat als iemand had gevraagd: wat heb jij nu nodig?  

Volgens Berry Pfennigwerth, belangenbehartiger bij Dakloosheid Voorbij!, zou dat veel menselijk leed en maatschappelijke kosten besparen. “Nu worden de woonproblemen overgeheveld naar de zorg, maar in de zorg hebben we ook een kapot systeem.”

Zolang de zorgvraag niet groot genoeg is, zoals tot op heden bij Eti, worden mensen niet geholpen met hun woonprobleem. Ondanks dat Eti met haar kinderen in een stacaravan woont, wordt ze ‘zelfredzaam’ geacht. Dat roept de vraag op: moeten mensen afglijden, of moet de aanpak van dakloosheid veranderen?

Dakloosheid als woonprobleem

Belangen- en actiegroepen die zich inzetten voor het beëindigen van dakloosheid roepen al jaren: ‘dakloosheid is een woonprobleem, geen zorgprobleem.’ “Inmiddels wordt erkend dat wonen dé oplossing is voor alle dakloze mensen. Dat is de gemene deler,” vertelt Jan de Vries, co-directeur van belangenorganisatie Straat Consulaat. “En een deel heeft zorg nodig en een deel meer financiële bestaanszekerheid. Maar wonen is de kern.” 

Waarom we van ‘dakloze mensen’ spreken (in plaats van ‘daklozen’)
Door dakloze mensen ‘daklozen’ te noemen, worden ze gereduceerd tot die ene status: hun dakloosheid. Door van ‘dakloze mensen’ te spreken proberen we dat te voorkomen. Lees hier een uitgebreidere notitie hierover.

“Het probleem is dat dakloosheid nu wordt behandeld als een symptoom, […] maar het centrale probleem is dat het je ontbreekt aan een volwaardige woonplek,” legt ook Melanie Schmit uit. Zij is medeoprichter van Housing First Nederland, een organisatie die zich inzet om het gedachtegoed en de toepassing van ‘Housing First’ te verspreiden. Volgens dit principe krijgen dakloze mensen eerst een woning en aanvullend andere hulp. 

Dat is anders dan het in Nederland gangbare ‘woonladder model’. Volgens dit model moet iemand vanuit de opvang allemaal stappen doorlopen, voordat een woning in beeld komt. 

Daar “is het recht op wonen iets wat je moet verdienen,” legt Pfeningwerth uit. Die woning is vervolgens voorwaardelijk aan het accepteren van zorg. Volgens Pfenningwerth berust dit op een beeld van dakloze mensen als verslaafd en overlast veroorzakend. “Je moet bewijzen dat al die vooroordelen niet op jou van toepassing zijn.” Housing First pakt dat anders aan: “De essentie is onvoorwaardelijkheid en autonomie,” aldus Schmit. 

Wereldwijd wijzen onderzoeken uit dat ruim 80 procent van de dakloze mensen stabiel gehuisvest blijft, ook na langere tijd.

‘Housing first’ is een methode die in andere landen al succesvol is gebleken. Bij de eerste experimenten in de Verenigde Staten woonden 90 procent van de mensen na twee jaar nog in de woning en was er veel verbetering in hun kwaliteit van leven, vertelt Schmit. Dat is geen uitzondering: wereldwijd wijzen onderzoeken uit dat ruim 80 procent van de dakloze mensen stabiel gehuisvest blijft, ook na langere tijd. “Terwijl in het woonladder model zo’n 40 procent uitviel en opnieuw dat hele systeem werd rondgepompt.”

Opvang overslaan

Het Nationale Actieplan Dakloosheid ambieert dakloosheid in 2030 te beëindigen, noemt ‘wonen eerst’ (een variatie op ‘housing first’) en stelt van opvang naar wonen te gaan. “Maar dan staat er bij de verplichte urgentiecategorie dat het gaat om dakloze mensen die uitstromen uit de maatschappelijke opvang,” zegt de Vries gefrustreerd. “Dat bestendigt dus het hele idee dat je weer éérst in de opvang moet komen om dán urgentie te krijgen.”

“In Nederland stoppen we mensen gemiddeld dertien maanden in de maatschappelijke opvang,” vertelt wethouder Pieter Paul Slikker van Den Bosch. “Na maanden in de opvang ben je je baan kwijt, krijg je vaak psychische problemen, is je levensgeluk naar de vernieling. En daarna geven we je de sleutel van een woning en gaan we het weer een beetje proberen op te bouwen.” Slikker wil dat voorkomen en mensen direct huisvesten. “Ons streven is binnen een maand een woning, dat hebben we nog niet voor elkaar, maar wel al in drie maanden. En voor 70 procent van de inwoners die in aanmerking komen voor ‘wonen eerst’ voorkomen we inmiddels opvang.”

In Den Bosch kom je in aanmerking voor ‘wonen eerst’ als je dakloos raakt en via de WMO (Wet Maatschappelijke Opvang) recht zou hebben op opvang. Dat is net wat anders dan de breder verspreide projecten met de naam ‘housing first’; die richten zich op mensen die langdurig dakloos zijn, vaak uitstromen uit de opvang en een grotere hulpvraag hebben (ontwikkeld). Voor beiden heb je nog wel een WMO-indicatie nodig.

Stigma’s en schaamte

Na vier jaar zonder vaste woonplek kreeg de 52-jarige Saskia zo’n indicatie door “levensbedreigende” gezondheidsklachten. Deze WMO-indicatie, in combinatie met de noodzaak om zorg te verlenen aan haar zorgintensieve dochter, gaf Saskia toegang tot een Housing First project in de gemeente Delft. Tussen haar indicatie en huissleutels zaten nog acht en een halve maand. 

Alhoewel dolblij met haar eigen plek, schrok ze van haar contract. De acceptatie van een zorgtraject werd een voorwaarde voor haar tijdelijke huurcontract. Saskia’s contract kan bovendien ontbonden worden als ze anderen tot last is en een van de vele bepalingen breekt. Volgens haar contract mag ze bijvoorbeeld niet ‘slaan met deuren’, wiet roken in haar eigen tuin of ‘het onnodig lang in stilte (boos) aankijken van omwonenden’. 

Volgens Schmit van Housing First Nederland zijn dit soort contractbepalingen “stigmatiserend,” maar niet ongebruikelijk: “ik heb al veel varianten voorbij zien komen.” “Er wordt heel veel geredeneerd vanuit angst in plaats van vanuit vertrouwen, dat is ook onbekendheid,” legt Schmit uit. Aan de grondslag daarvan liggen volgens haar vooroordelen over dakloze mensen, “dat stigma is echt extreem hardnekkig,” en de “risicomijdende natuur van woningcorporaties.” 

Stigma’s over dakloze mensen vertalen zich volgens Pfennigwerth naar schaamte, waardoor mensen zonder woning het gevoel hebben dat ze zélf gefaald hebben. “Schaamte is denk ik de belangrijkste belemmering bij het betrekken van mensen in onze beweging.” 

ETHOS als sleutel

De Vries ziet ETHOS als een sleutel om de oude kijk op dakloosheid te doorbreken. “Het mooie aan ETHOS is dat het een hele mensenrechtelijke definitie geeft [….] Dakloosheid wordt gedefinieerd als het ontbreken van volwaardige huisvesting […] En huisvesting is niet alleen die vier muren en dat dak maar het is een plek waar je in waardigheid, vredig en veilig kunt leven.” 

Dat mensenrechtenperspectief gaf ook Eti kracht. Ze realiseerde zich dat niet zij had gefaald, maar dat het systeem faalt in het waarborgen van haar rechten en die van haar kinderen.

Een brede coalitie van meer dan 60 maatschappelijke organisaties zet zich in voor woningurgentie voor alle dakloze mensen volgens ETHOS-light. Waaronder mensen zonder woning én zonder WMO-indicatie. Housing First Nederland van Schmit is een van de kartrekkers: “Als dit [eerst een woning] voor de allerzwaarste groep de meest effectieve oplossing is. Kan je je voorstellen wat het voor mensen betekent die dakloos zijn en enkel lichte ondersteuning nodig hebben?”

Heb jij een verhaal, ideeën, tip of lead die je wilt delen? Dan kun je contact opnemen met jeske@momusmedia.nl en larabillie@momusmedia.nl

Dit onderzoek is tot stand gekomen met steun van het Journalismfund Europe en ondersteund met mentoring vanuit Transitions.

Waardeer je ons onderzoek?
Journalistiek die de macht controleert én oplossingen onderzoekt is keihard nodig. Maar dat kan alleen dankzij (jouw) steun.

Start hier jouw maandelijkse of jaarlijkse donatie aan Momus

Of doneer eenmalig:

€ 5 € 15 € 45

Een einde aan dakloosheid

Steeds meer mensen worden dakloos. Zowel qua aantal, als qua diversiteit neemt de groep toe. Dakloosheid is het meest ernstige gevolg van de wooncrisis en de grootste schending van het recht op wonen. Daarom onderzoekt Momus de komende maanden: (hoe) kan dakloosheid beëindigd worden? Dit doen we in een Europese samenwerking en met een oplossingsgerichte bril.

Open dit dossier